14-12-2015

EEN POGING TOT WRAAK

Elke keer als hij de film The Apartment van Billy Wilder op de televisie zag, moest Gerrit aan de soms opwindende jaren denken die hij had doorgebracht op net zo'n groot kantoor van een verzekeringsmaatschappij. Grote ruimtes, gevuld met vooral jonge, goed verzorgde vrouwen, die er véél voor over hadden om carrière te maken. Mannen met een prettige functie mochten zich verheugen in vrouwelijke belangstelling, chefs van belangrijke afdelingen werden tijdens koffiepauzes en lunches zelfs omstuwd door giechelend, hoogopgeleid spul, zoals Gerrit dat uitdrukte. Veel verder dan zich inlikken ging het overigens niet, want de directie hield van fatsoen en verwachtte van het personeel dat het zich onder alle omstandigheden keurig gedroeg.

Last van vrouwelijke belangstelling had Niek bepaald niet, zag Gerrit.  Klein, vroeg kaal, te hoge stem, grote platvoeten. Fietsen durfde hij niet, na enkele keren gezakt te zijn voor zijn rijbewijs bleek lopen de meest voor de hand liggende manier om ergens te komen. De meisjes vonden hem vertederend. Eens had Gerrit een blonde schoonheid horen zeggen: "Ik zou hem wel in een doosje willen doen en op mijn nachtkastje zetten." Toch had hij een vrouw: een bazig mens, een kop groter dan hij, altijd slecht gehumeurd. Iedereen wist dat hij het thuis niet makkelijk had. Niek beschikte echter over twee geweldige wapens waarmee hij op het werk kon uitdelen en iedereen de mond snoeren: zijn intelligentie en zijn verbale begaafdheid. Dankzij het een bekleedde hij een belangrijke positie, dankzij het ander vreesde men hem. En dat laatste gold, hoe beminnelijk hij ook kon zijn, eveneens voor de jonge vrouwen.

De komst van Fred kon Gerrit zich daarom goed herinneren. Groot, breed, gespierd, zoals je dat van een voormalige tienkamper mocht verwachten. Opgewekt, amicaal tegenover zijn collega's, jong en onweerstaanbaar voor bijna alles wat vrouw was op het kantoor. Niek, al geruime tijd hoofd van de afdeling, zag bovendien tot zijn ergernis dat Fred een goed verstand had en hard kon werken. Want Niek was jaloers, zag Gerrit. Fred had alles wat hij niet had, waar hij wellicht stilletjes van droomde. De atleet tegenover de strijkplank, the beautiful contra the bold, de toekomst versus het verleden.

En hoe stond Fred er tegenover? Hoe reageerde hij op de schimpscheuten, laatdunkende opmerkingen, kleine pesterijen van zijn baas? Hij haalde zijn schouders op, deed onverschillig, lachte zelfs af en toe, om vervolgens weer naast Tina te gaan zitten, verreweg het mooiste meisje van alle afdelingen bij elkaar.

Toen Gerrit op een dag in mei bij de altijd zo slanke Tina een licht bollend buikje bespeurde, begreep hij dat dit het moment was waarop Niek genadeloos ging toeslaan. Terwijl haar vriendinnen in die dagen lichtjes opgewonden om haar heen draaiden, mannen Fred kameraadschappelijk op de schouders klopten, zag Gerrit hoe Niek van een afstandje uiterlijk onbewogen stond toe te kijken. De sfinx in hem was wakker geworden, en zijn daadkracht ook. Na een maand was Fred verdwenen en Tina na een half jaar.

Verhalen uit het rijke roomse leven, verschrikkelijk lang geleden, haast niet uit te leggen aan zijn eigen kinderen, merkte Gerrit. Wat hem toen grote voldoening schonk, was de eensgezindheid onder het personeel. Niemand maakte meer een praatje met Niek, geen mens ging aan zijn tafeltje zitten, iedereen weigerde om hem met zijn verjaardag te feliciteren. Niek was een paria geworden. Men voerde uit wat hij opdroeg, maar verder negeerde men hem. Tot aan zijn pensioen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten