22-12-2015

NOOIT MEER SLAPEN

Toen Willem Frederik Hermans ( 1921 - 1995; voor zijn schaarse vrienden: Wim) gedurende de zomer van 1960 in het hele hoge noorden van Zweden en Noorwegen vertoefde voor een wetenschappelijk congres, vatte hij het plan op om in deze desolate omgeving een boek te situeren. Hij stuurt vanuit Narvik een ansichtkaart naar zijn toenmalige uitgever Geert van Oorschot met de vermelding " Een oord om een nieuwe roman te schrijven." Van 8 juli tot 4 augustus 1961 gaat hij in zijn functie van fysisch geograaf veldwerk verrichten in Finnmark, dat tegen de Noordkaap aan ligt. Hij doet dat samen met drie Noorse collega's, onder wie Torbjörn Fjellang, die model zal staan voor Arne uit Nooit meer slapen. Van de foto's die hij daar maakt zal één de kaft sieren van de eerste druk van deze roman, door o.a. biograaf Willem Otterspeer gezien als een hoogtepunt in de Nederlandse letterkunde.

Gooit u eens een bal of een steen schuin in droog zand. Er zal een kuiltje ontstaan dat omringd wordt door  zand uit dat kuiltje. Grote meteorieten die inslaan op onze aarde laten vaak hetzelfde achter: gaten met een ringwal. De obsessie van Alfred Issendorf, geoloog, vijfentwintig jaar, bestaat er nu uit om te bewijzen dat de doodijsgaten in het Noorse Finnmarken in werkelijkheid meteoorkraters zijn.  Er bestaat maar één vakman die dat vindt en dat is de professor van Alfred, Sibbelee. Deze overtuigt hem van zijn visie en draagt hem op ter plaatse onderzoek te doen en er een proefschrift over te schrijven. Alfred wil niets liever. Hij is erg ambitieus, wil zijn jong overleden vader overtreffen die bijna professor was geworden, en wordt in zijn eerzucht nadrukkelijk gesteund door zijn moeder en jongere zus. Welgemoed reist hij af naar het hoge noorden, waar hem vooral teleurstellingen en zompige gronden wachten. Steun ondervindt hij van drie ervaren Noorse onderzoekers met wie hij optrekt, maar zijn gebrekkige conditie, onhandigheid, ook eigenwijsheid, leiden tot ongemakkelijke situaties, wrevel, wantrouwen. Waarom kreeg hij de luchtfoto's niet en Arne wel?

Drie weken lang trekt Alfred in de zomer van 1965 door dat onherbergzame gebied op zoek naar die vermeende meteoorkraters. En tijdens deze zoektocht (literair: queeste) raakt zijn hoofd gevuld met ideeën die W.F. Hermans altijd al graag mocht etaleren. De mens is nietig, zijn pogingen om van het leven iets zinvols te maken zijn tot mislukken gedoemd, veel wetenschappelijk werk blijkt achteraf, ondanks alle tijd die er in is gestoken, nutteloos.

Ik mag Nooit meer slapen, omdat het zo'n origineel boek is. Het verhaal wordt verteld in de tegenwoordige tijd, zodat het lijkt op een reportage. Het heeft wat weg van een thriller, want je wil als lezer toch weten hoe dat zit met die tegenwerking die Alfred meent te hebben en je bent benieuwd of hij zijn kraters nog vindt. Af en toe praten de hoofdpersonen in korte essays over alles wat in het leven van belang is, zodat deze roman ook een filosofische inslag kent. En noordelijk Scandinavië in de zomer, bloemrijk en gedetailleerd door Hermans beschreven, kom je ook maar zelden tegen in onze literatuur. Horzels! Muggen! Urenlang strompelen met een volle bepakking! Nee, je idealen moet je zorgvuldig uitzoeken. Je professor trouwens ook.
Willem Frederik Hermans, Nooit meer slapen. Amsterdam, eerste druk 1966, drieëndertigste druk 2014, 330 blz.
Willem Otterspeer, De zanger van de wrok. Amsterdam - Antwerpen 2015, 1150 blz.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten