01-02-2016

DODE ZIELEN

Vanuit een alledaags, dus tamelijk smerig hotel in een anoniem gouvernementsstadje op het oneindige Russische platteland trekt Tsjitsjikov eropuit om landheren, met liefst zo veel mogelijk lijfeigenen, te bezoeken. Hij beschikt over een bediende, een koetsier, een rijtuig van het soort waarin vrijgezellen zich verplaatsen, en een driespan paarden. Tsjitsjikov is een kleurloze man, maar wel iemand die mensen voor zich weet te winnen. Hij vleit ze, geeft ze gelijk, stelt tussendoor gerichte vragen die altijd met geld en bezit te maken hebben. Zo lukt het hem om al snel in het stadje vriendschap te sluiten, zodat hij op gezellige avondjes wordt uitgenodigd, waar de mannen van belang hem na de nodige drank al gauw op de schouder kloppen en omarmen.

Wat voert hij in zijn schild? We leven in het Rusland van ongeveer 1820, toen er nog lijfeigenen bestonden, in het Russisch ook wel 'zielen' genoemd. Hun namen waren bekend bij de belasting, de eigenaar moest voor ze betalen, ook als ze inmiddels gestorven waren. Pas als de nieuwe lijst verscheen, konden de namen geschrapt worden. Tsjitsjikov nu reist van de ene naar de andere landheer om een bod te doen op de dode zielen. Zo bezoekt hij de niet al te snuggere vrouw Korobotsjka; de koppige onderhandelaar Sobakevitsj, die eruit ziet als een beer en van wie het huis en de inrichting ervan even lomp en omvangrijk zijn als de eigenaar zelf; Nozdrjov, de kleurrijkste van allen, omdat hij een hartstochtelijk gokker, fantast, drinkebroer en ruziezoeker is. Wel vraagt iedereen, de lezer incluis, zich steeds af wat Isjitsjikov nu eigenlijk met die dode zielen wil. Veel later blijkt dat hij  vierhonderd goedkoop gekochte lijfeigenen op een nog aan te schaffen stuk grond, ergens ver weg, wil installeren. Dan zal hij proberen op dit alles een hypotheek te nemen bij de Voogdijraad, ooit opgericht om de Russische landadel wat financiĆ«le ruimte te verschaffen. De sympathiek ogende Tsjitsjikov is dus gewoon een kleine oplichter. Of deze truc in werkelijkheid toen echt gelukt zou zijn, betwijfelen de deskundigen in  hoge mate, maar om de pure realiteit is het schrijver Nikolaj Gogol (1809 - 1852) in zijn meesterwerk Dode zielen (1842) ook niet te doen geweest.

Schrijvend in lange, meanderende zinnen vol ironie, humor, lichtelijk bizarre beelden en vaak gekke namen schildert Gogol een grauwe, platvloerse wereld, bevolkt door oppervlakkig levende mensen die slechts aan geld, voedsel en drank denken. Daarom vermeldt Gogol de kakkerlakken in de hotelkamer, de lijflucht van de bediende, de dronkenschap van de notabelen. Heel even, als een bloem op de mesthoop, is er een moment van schoonheid, als Tsjitsjikov in een rijtuig een zeer jong, heel blond meisje ontwaart, met een fraai, ovaal gezichtje en doorschijnende oortjes. Zelfs hij raakt voor korte tijd geroerd, maar aangezien ook hij slechts een kleine ziel is, een man met een kil en behoedzaam karakter, duurt de ontroering maar even. Nee, noem Dode zielen geen somber boek, want door Gogols stijl van schrijven en het spottende commentaar van de alwetende verteller ligt er een sluier van lichtheid over het hele verhaal.
N.V. Gogol, Dode zielen. Deel II van de Verzamelde Werken van Gogol, uitgegeven in de reeks De Russische Bibliotheek van Van Oorschot,2014, vertaald door Aai Prins, 464 blz.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten