08-04-2017

KLEINE GROENE PILLETJES

Aanvankelijk had Gerrit er niet zo'n erg in. Zeker, Truus vergat weleens boodschappen te doen zodat ze niks in huis hadden, ze schreef de kalender vol met belangrijke en onbelangrijke afspraken, maar als je boven de zestig bent, gaat het geheugen van iedereen toch achteruit? Hij begon zich pas serieus zorgen te maken toen de nieuwe keuken kwam. De theekopjes stonden niet meer rechtsboven, de messen lagen nu vooraan in het midden, de borden moesten eveneens op een andere plaats opgeborgen worden. En na een maand wist ze het nog niet, bleef ze Gerrit hulpeloos aankijken, vroeg ze: "Waar moet ik ermee naartoe?" Truus besefte zelf ook dat er iets mis was en ging gewillig mee naar de huisarts. Zijn testjes wezen niets uit. Omdat ze bovengemiddeld intelligent was, kon ze zich goed redden. Ondanks de bemoedigende woorden van de arts  ("Niets aan de hand, meneer"), vertrouwde hij de zaak niet.

Truus begon steeds vaker steeds meer te vergeten. Ze werd ook, geheel tegen haar karakter in, plotseling opvliegend, zo'n bui die na enkele minuten weer verdween, maar die Gerrit toch aan het denken zette. Toen ze, gretig krantenlezer als ze was, op een ochtend tot drie keer toe met stijgende verontwaardiging het bericht voorlas dat de friteskraam in hun straat zou verdwijnen, begreep Gerrit waar zijn vrouw aan leed. Wat nu?

De neuroloog bevestigde na gesprekken en uitvoerig onderzoek wat Gerrit al vreesde. Hij kreeg adviezen, eens in de maand zou een dame langskomen om hem te begeleiden, hij meldde zich aan bij een praatgroep, en Truus kwam op een lijst te staan van mensen die recht hadden op dagbesteding. En hoe nu verder? Truus en Gerrit hadden altijd samen veel ondernomen: reizen, fietsen, casino, theater ... maar wat bleef daar nog van over? Allerlei naargeestige gedachten overspoelden Gerrit. Zó had hij zijn pensioen niet voorgesteld. De slapeloze nachten begonnen zich aan te kondigen.

Gerrit was altijd een uitstekende slaper geweest. Moeiteloos kon hij uren liggen ronken om vervolgens geheel verfrist op te staan en aan zijn werkzaamheden te beginnen. Dat was nu niet meer zo. Hele nachten lag hij te piekeren. Hoe erg zou het met Truus worden? Wanneer zou ze de kinderen niet meer herkennen? De weg in huis niet meer weten? Verdwaald raken in de stad? "Ga weg, meneer", tegen hem zeggen? Aan nog ergere dingen durfde hij niet eens te denken, die had hij al gehoord bij zijn praatgroep. Slaapmiddelen hielpen ook niet echt; vaak zat hij 's nachts om vier uur beneden op de bank voor zich uit te staren, zijn fantasie de kans gevend om allerlei mensonterende situaties te bedenken. Gelukkig dat er een ochtend bestond. Die eerste lichtstralen kunnen zorgen tot hun normale proporties terugbrengen.

Toen Gerrit zich bij zijn huisarts erover beklaagde dat die gewone slaapmiddeltjes helemaal niet aansloegen, schreef deze iets speciaals voor: kleine groene pilletjes, leuke minuscule balletjes. Eentje voor het naar bed gaan was, normaal gesproken, voldoende. Voor Gerrit ook, wat heet ... hij sliep weer als een jonge god. Uren achter elkaar ronkte hij als in zijn beste jaren. Als hij wakker werd, voelde hij zich een paar minuten nog wat duf, maar dat ging snel weer over. Geweldig natuurlijk, maar er was nog iets anders dat die groene makkers zo verrukkelijk maakte. Hij dróómde zo buitengewoon aangenaam! Zulke prettige dromen had hij eigenlijk nog nooit gehad. Ze hadden soms een enigszins absurde toets, maar tegelijkertijd waren ze heerlijk realistisch. Zijn dromen presenteerden Gerrit de fijnste momenten van zijn toch al zo gelukkige jeugd en vooral: ze toonden hem Truus in haar allerbeste, dus jonge jaren. Truus die mooi en charmant was, ondernemend, geestig, vrolijk. Truus die zo mooi kon zingen en gevoelig pianospelen, die stoeten vriendinnen had, de Truus op wie hij lang geleden verliefd was geworden.

Want zittend op de rand van zijn bed, nog nagenietend van al die prachtige dromen, kwam na enige tijd het weemoedige besef: dat is voorbij, dat komt nooit meer terug. En als hij dan gestommel hoorde in de badkamer, of onsamenhangend geroep uit de keuken, dan trad de harde werkelijkheid hem weer met reuzenschreden tegemoet. De godganselijke dag corrigeren, telkens dezelfde verhalen aanhoren, oppassen dat ze het huis niet onverhoeds verliet. Hoe verschillend waren dag en nacht geworden.

En dat ging Gerrit steeds meer benauwen. Zo gelukkig als hij 's nachts was, zo treurig voelde hij zich overdag. Aanvankelijk verheugde hij zich op de nachtelijke vertoningen, was hij benieuwd wat hij nu weer zou meemaken, maar na verloop van tijd viel het hem op dat hij juist daardoor de realiteit van alledag niet goed meer kon verdragen. De aantrekkelijke jongedame in zijn slaap en die verwarde vrouw met haar lege blik overdag vormden zo'n tegenstelling dat hij alleen maar treuriger van ze werd. De nacht maakte de dag nog eenzamer dan die al was. Nee, hij verheugde zich niet meer op de nachtelijke bioscoop.

Gerrit heeft zijn kleine groene pilletjes weggedaan, gewoon door het toilet gespoeld. Een mens moet nu eenmaal proberen de zwarigheden van het leven op eigen kracht te bestrijden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten