04-06-2017

HET SLOT VAN KAFKA

Een jongeman van ruim dertig jaar, K. genoemd, belandt in een dorp dat wordt beheerst door ambtenaren in dienst van graaf Westwest. Zij verblijven in een op een hoge berg gelegen slot. Naar eigen zeggen heeft K. land, bezit, vrouw en kinderen achtergelaten omdat de overheid hem als landmeter heeft aangesteld. Er leidt geen weg naar het slot, om er binnen te gaan heeft men een vergunning nodig, dus het slot is voor K. vooralsnog onbereikbaar. De burgemeester van het dorp, dat in bezit is van het slot, meldt hem dat er sprake is van een misverstand: niemand heeft behoefte aan een landmeter. Hij mag trouwens niet in het dorp slapen. Dat wordt weliswaar oogluikend toegelaten, maar de meeste inwoners zijn onvriendelijk tegen hem, want ze beschouwen hem als een hinderlijke vreemdeling.

De bureaucratie beheerst hier de samenleving: bedienden rijden rond met karretjes, volgeladen met aktes; de  ambtenaren behandelen de plaatselijke bevolking met onverholen arrogantie; de enige weg die K. tot topman Klamm kan brengen, leidt door de processen - verbaal van een secretaris. Maar K. stelt alles in het werk om het slot binnen te komen. Zo knoopt hij relaties aan met vrouwen die hem wellicht verder kunnen helpen. Op een nacht raakt hij in gesprek met een tamelijk hoge en opvallend vriendelijke ambtenaar, die bereid is hem te helpen. Maar K. benut deze kans niet.

De wereld van Franz Kafka doet denken aan een nachtmerrie. Het slot lijkt op alles, behalve op een slot; de macht die het uitstraalt is immens, maar zijn ambtenaren en het slot zelf zijn letterlijk en figuurlijk onbereikbaar; wel kan men door een kijkgat de opperheerser, Klamm, in zijn werkkamer, gevestigd in een herberg, gadeslaan; K. is aangesteld als landmeter, men wil helemaal geen landmeter, hij werkt dus nooit als landmeter, toch ontvangt hij een brief waarin hij bedankt wordt voor wat hij tot dusver gedaan heeft als landmeter. Overal dwaal je door lange gangen, onverlichte kamertjes, doodlopende steegjes. En ieder moment kan er een vonnis, hoe onterecht ook, over je uitgesproken worden.

Geen wonder dat Das Schloss, voor het eerst verschenen in 1926 bij een uitgeverij in München, talloze interpretaties in de meest uiteenlopende talen heeft gekend. Men las het boek als een allegorie van de macht, van het jodendom,  de vervreemding enz. Daarnaast gingen sociologen ermee aan de haal, freudianen sloegen toe, existentialisten lieten zich ook niet onbetuigd. Iedereen kan zijn gelijk krijgen, want Kafka laat veel vragen onbeantwoord en het slot is een leeg gebouw, zodat een  creatieve geest er alle kanten mee uit kan.

Nee, Het slot leest bepaald niet als een trein. Ondanks de heldere, zakelijke taal die Kafka af en toe kruidt met subtiele humor, kun je als lezer het beste elke dag kleine stukjes tot je nemen, laten we zeggen zo'n dertig bladzijden per dag. Volgens één van zijn biografen, Ernst Pawel, had de auteur op den duur literaire problemen met zijn roman. Kafka schreef alleen als hij inspiratie had,  maakte geen gebruik van een schema, en omdat Het slot geen echte intrige en  ontwikkeling van de hoofdpersonen kent, waaiert het maar uit, en houdt dan plotseling op. Kafka heeft zijn boek namelijk nooit voltooid, ons dus achterlatend met een duistere, toch wel intrigerende roman.
Franz Kafka, Het slot. Vertaald door Willem van Toorn en Gerda Meijerink, Amsterdam, 2014. 442 blz.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten