11-12-2017

HET VERHAAL VAN DE BOEKENMAN

Toen meneer Arthur, een oudere, vaak wat knorrige man, een ontzagwekkend fortuin geërfd had van een oom die hij niet kende, wist hij meteen wat hij met zo'n berg geld ging doen. Natuurlijk wat goede doelen, vanzelfsprekend iets voor zijn neefjes, uiteraard veel vastleggen, maar vooral: een eigen boekenzaak. Zeker, daar zijn er meer van, maar hij dacht aan iets bijzonders. Romans van een hoog literair niveau, geschiedkundig werk van vooraanstaande professoren, verhandelingen van 's werelds beroemdste filosofen. En ook dat was nog niet alles. Hij wilde alleen boeken in de winkel die hijzelf mooi vond. De belangrijke Russen bijvoorbeeld: Tolstoj, Dostojewski, Tsjechov. De grote Nederlanders: Couperus, Vestdijk, Wolkers. Nee, geen Hermans, want die klaagt altijd. Jongeren kregen ook een kans, hoewel hij geen plaats wenste in te ruimen voor Grunberg, want die is te cynisch. Een aparte plank bestemde hij voor Shakespeare, zowel in het Engels als in Nederlandse vertaling. Kant kwam er niet in, veel te moeilijk, maar Hannah Ahrendt weer wel, want zo'n joodse filosofe zou zich anders gediscrimineerd voelen. En over sciencefiction en fantasy wilde hij het niet eens hebben: allemaal flauwekul.

Meneer Arthur kocht in de belangrijkste winkelstraat van zijn eigen provinciestadje een klein, karakteristiek pand en richtte dat smaakvol in. Als echte boekenwurm had hij in zijn leven zoveel boekhandels bezocht, dat hij heel goed wist waar hij op moest letten. Intieme sfeer, diverse zitjes met een leeslamp, ook bovenste planken bereikbaar, koffiehoek, en voor een toilet had hij ook gezorgd. Personeel had hij niet nodig; meneer Arthur, de geboren einzelgänger, wilde alles zelf doen.

Stond hij nu te popelen om klanten te verwelkomen? Nee, helemaal niet. Om te beginnen kwamen er aanvankelijk niet zoveel. Zijn zaak had een niveau dat wel erg hoog was voor de gemiddelde lezer. Bovendien was het liefste wat hij deed handenwrijvend rondlopen, af en toe een boek uit een kast nemen, bladeren, lezen, terugzetten en stralend om zich heen kijken. Een klant kan dan storend werken. Als er trouwens iemand zich laatdunkend over een favoriete schrijver uitliet, werd hij met zachte hand naar buiten geduwd. Wie daarentegen ook een fan bleek te zijn, kon bij thuiskomst een boekenbon in zijn boodschappentas aantreffen. Dames van middelbare leeftijd die iets te luid opmerkten dat hun bestelling toch wel laat binnenkwam, kregen te horen dat er ook nog andere boekhandels bestonden. Het leek op zulke momenten wel of meneer Arthur wraak nam op het zwakke geslacht in het algemeen.

Want meneer Arthur was toch wel erg alleen. Omdat hij vreemde mensen eigenlijk als bedreiging zag en zich het liefst van hen afwendde, bevolkten schrijvers, hoofd - en bijfiguren zijn wereld. Hij debatteerde met Raskolnikov, gaf wijze raad aan Eline Vere, praatte met Maarten 't Hart over het calvinisme. Wat er overal elders gebeurde, hield hij angstvallig buitenshuis. Bij voorkeur ging hij om  met enkele vaste mannelijke klanten die net zoveel lazen als hij. Als hij aan een conversatie plezier beleefd had, wilde hij zijn gesprekspartner nog weleens een goed boek cadeau doen. En toen verscheen Margje.

Ze had tot haar pensioen in een naburig dorp gewerkt als onderwijzeres. Mooi was ze niet en ze kleedde zich teleurstellend, maar haar prachtige ogen maakten veel goed. Die blauwe vijvers konden  bij vreugde en verdriet haar hele gezicht een grote expressiviteit verlenen. Meneer Arthur was reddeloos verloren toen hij ze ontdekte. Omdat hij onder verstokte lezers inmiddels een reputatie had opgebouwd, had zij hem in zijn winkel om advies gevraagd. Dikke romans wilde ze, met diverse verhaallijnen en een hoop personages. En vooral veel fantasie en humor. " Dickens!" riep hij uit en zijn wat norse hoofd klaarde helemaal op, terwijl hij haar, geheel tegen zijn gewoonte in, recht in de ogen keek. Secondelang stonden beiden als aan de grond genageld. Toen ging hij op zoek naar De nagelaten papieren van de Pickwick Club, in de vertaling van Godfried Bomans, om Margje kennis te laten maken met de grote Engelse schrijver. Na een week kwam ze verrukt terug. Of meneer Arthur nog meer romans van Dickens had? Arthur had ze alle vijftien, plus de kerstverhalen. Ze konden vooruit. En dat deden ze dan ook, terwijl er ondertussen bij meneer Arthur gevoelens opgewekt werden, die hij tot dusver alleen uit boeken kende.

Maar na het tweede jaar kwam er een kink in de kabel. Margje kreeg last van een oogaandoening, lezen werd voor haar steeds moeilijker. Al die maanden hadden ze in zijn zaak uitvoerig over Dickens gepraat, hij had haar boeken thuisbezorgd, hij bleef zelfs een enkele keer bij haar eten, dus de volgende stap lag voor de hand. "Wil je mij niet komen voorlezen?" vroeg ze. "Je hebt zo'n prachtige stem."

Voor de inwoners van het provinciestadje is het inmiddels een vertrouwd beeld geworden: Arthur en Margje samen aan een tafeltje, samen op een terras, samen op een tandem, soms zelfs gearmd. En als het ook maar enigszins kan, hebben ze een boek bij zich en een portretje van Dickens in hun binnenzak, want ja, met hem is het allemaal begonnen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten