18-12-2017

DE PERZIK VAN ONSTERFELIJKHEID

In veel romans van Jan Wolkers kun  je de hoofdpersoon vereenzelvigen met de auteur zelf. In De perzik van onsterfelijkheid (1980) ligt dat nadrukkelijk anders. Op 5 mei 1980  is Ben Ruwiel een oude, versleten man die in de Tweede Wereldoorlog in het verzet gezeten heeft, en nu gelaten toeziet hoe bejaarde Canadese bevrijders hun zegetocht door Amsterdam maken. Ben vindt het maar niets. Hij noemt ze in gedachten bibberende ouwe mannetjes die bezig zijn met de intocht der grootvaders. Hun jeugd krijgen ze er niet mee terug; als ze thuis waren gebleven, hadden ze hoofdfiguren in een legende kunnen worden.

Cynische Ben voelt zich met deze militairen verwant, want voor  hemzelf en zijn vrouw Corrie, ook eens een moedige verzetsstrijder, is het leven na 1945 weinig opwekkend geweest. Geen kinderen, hij arbeidsongeschikt, zij aan de drank, haar grote liefde doodgeschoten, Ben slechts tweede keus: in de oorlog hadden ze een meeslepender leven verwacht. Hun enige troost is hun hond Snoet, negentien jaar en ook lijdend aan ouderdomskwaaltjes. Voor hem is Ben bereid om door de stad te trekken met een bevroren stuk pens als hondenvoer op zijn buik, terwijl hij trouwens ook zijn aan sherry verslaafde vrouw ondanks alles diep bemint. Liefde, dood, verval en de onverbiddelijk doortikkende tijd: de schrijver is bij het verschijnen van deze roman 55 jaar, en dat stemt ook hem tot nadenken. Dus géén stomende seksscènes in deze roman, maar een oude heer die ontgoocheld terugblikt.

Leven en werk waren voor Wolkers één. Dat geldt nadrukkelijk ook voor deze roman. In Snoet zitten alle dieren die hij eens vertroeteld heeft, inclusief zijn eigen Voske, de hond die hij meer liefhad dan sommige familieleden. De ouders van zijn derde vrouw Karina hadden in het verzet gezeten, Jan zelf had veel oud -  verzetsmensen leren kennen bij diverse herdenkingen in Amsterdam. Gevoelsmens als hij was, zijn hele leven politiek links georiënteerd, zullen hem de emotionele verhalen over onrecht, onderdrukking, machtsmisbruik, en later miskenning en onverschilligheid in hoge mate hebben aangesproken. Die gevoelens heeft hij niet weten te kanaliseren, en dat ligt niet aan de vorm. Het boek bestrijkt één dag, en bevat drie voor de hand liggende delen: 's morgens, 's middags, 's avonds. Maar binnen dit kader kolken woede, verdriet, wanhoop en verontwaardig dusdanig krachtig, dat je van 'melodramatisch' en 'pathetisch' kunt spreken. En is de bloemrijke Wolkers hier en daar niet wat bombastisch?

Wolkers was in die jaren zó populair, dat zijn uitgever iets aandurfde wat geen collega voor hem had gewaagd: hij liet de eerste druk in november 1980 verschijnen in een oplage van 100.000 exemplaren. Aanvankelijk liep de verkoop als een tierelier. Maar uiteindelijk heeft het twintig jaar geduurd voordat alle boeken verkocht waren. En de critici? Die waren, zoals altijd bij Wolkers, sterk verdeeld. Sommigen hadden het over een uitstekende roman (Wam de Moor), anderen toonden zich tevreden, al hadden ze hun bedenkingen  (Mertens), terwijl enkelen (Aad Nuis) niet aarzelden om de term 'smartlap' te gebruiken.
Jan Wolkers, De perzik van onsterfelijkheid. De Bezige Bij, Amsterdam, 1980. 239 blz.
Onno Blom, Het litteken van de dood. De Bezige Bij, Amsterdam, 2017. 1114 blz.









Geen opmerkingen:

Een reactie posten