18-12-2017

HET LITTEKEN VAN DE DOOD

"Onze vader had elf kinderen", zegt Janna Wolkers, "maar onze moeder slechts één: Jan."
Jan Wolkers (1925 - 2007) was als kind al druk, zenuwachtig, opstandig en vooral erg gevoelig. Zieke, kwetsbare dieren beschermde hij door ze mee naar huis te nemen en daar te verzorgen. Hijzelf kreeg weer steun van zijn oudere broer Gerrit, de enige die het tegen de strenge, calvinistische vader durfde op te nemen. Zijn moeder zag dat Jan anders was dan de anderen en herkende ook zijn talent: al jong kon hij opvallend goed tekenen. Daar kwam rond zijn vijftiende het schilderen nog bij, en het schrijven van verhalen.

Dankzij de financiële steun van een oom kon Jan zich inschrijven op de beeldhouwafdeling van de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag voor het cursusjaar 1945 - '46. Toen vader Wolkers begin 1947 zijn atheïstische, weerspannige zoon op straat zette, begon voor Jan het leven als volwassen artiest pas echt. Dat betekende: studeren, de kost verdienen, met veel vrouwen omgaan.

Jan Wolkers plooide zijn leven rondom de vrouwen. Hij is drie keer getrouwd geweest: met Maria de Roo, Annemarie Nauta, Karina Gnirrep. Ze inspireerden hem, bepaalden het ritme van de dag, schonken hem kinderen. Trouw was hij allerminst. Zijn behoefte aan vrijheid en zijn seksuele drift (zeven keer per dag, vertelde Annemarie) wist hij niet te beheersen, terwijl zijn ziekelijke jaloezie en gewelddadig gedrag voor geregeld terugkerende huwelijkse spanningen zorgden. Tegelijkertijd leverde dit alles ook materiaal voor zijn romans en verhalen op; bij Jan liepen leven en werk volledig door elkaar.

Toen zijn longarts, die hem behandelde voor astma, zag hoe het schrijven Wolkers aangreep, vroeg hij aan Karina: "Moet hij niet eens naar een psychiater?" Ze kende het antwoord: nee. Jan schreef over zijn demonen, en hij wilde niet dat er in die bron geroerd zou worden. Wat waren die demonen? Zijn strenge gereformeerde jeugd, de schaamte van de armoede, eenzaamheid, het gevoel uitgestoten te zijn ( het litteken!), en vooral de dood, met name die van zijn broer en zijn tweejarig dochtertje. Het schilderen, beeldhouwen en schrijven, voor hem allemaal even belangrijk, bracht hem tot zelfinzicht. Zijn fantastische geheugen, hij kende honderden gedichten uit het hoofd, hielp hem uit alle hoeken en gaten herinneringen op te halen, die vervolgens angsten, pijn en woede blootlegden. Romans als Kort Amerikaans, Terug naar Oegstgeest en Turks fruit kostten dan ook veel bloed, zweet en tranen, want alle ellende maakte hij tijdens het schrijven opnieuw door.

Volop genieten deed hij ook. Van de seks natuurlijk, maar hij kon urenlang doorbrengen in de natuur, bezocht eindeloos musea, las veel romans, genoot van poëzie, luisterde veelvuldig naar Bach en Mozart, maar ook naar John Coltrane, wist veel af van film. Toen hij bakken met geld ging verdienen, trakteerde hij zijn gasten en zichzelf op dure champagne (maar dronken werd hij nooit), de lekkerste zalm en vooral kaviaar. Hij had trouwens een groot hart: goede doelen konden altijd bij hem terecht.

Tot slot de hamvraag. Was Jan Wolkers een aardige man? Biograaf Onno Blom laat het antwoord op die vraag aan de lezer over. Dat hangt ervan af, denk ik, in welke levensfase je hem ontmoet. In zijn jonge jaren kwam Jan toch wel over als erg dominant, schreeuwerig, gelijkhebberig, snel in zijn eer aangetast. Hij kon ook kinderachtig jaloers zijn op collega's. De oudere Jan, vijftig plus, was milder, wijzer, vriendelijker en vooral ook een interessante gesprekspartner, omdat hij over de meest uiteenlopende onderwerpen veel kennis vergaard had. Maar ja, dat gerommel met jonge meisjes als Rosita Steenbeek, waar Karina bij stond...
Onno Blom, Het litteken van de dood. De Bezige Bij, Amsterdam, 2017. 1114 blz.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten