31-05-2019

EEN MAN VAN GEWICHT

Op een bloedhete zondag als deze zit meneer Arthur het liefst binnen, zijn fraaie penthouse afgeschermd met gordijnen en zonneschermen. Hitte maakt hem slaperig, lusteloos. Hij doodt de tijd door te luisteren naar klassieke kamermuziek, jaarverslagen te bestuderen, sportwedstrijden op tv te bekijken. Eigenlijk wacht hij op het vallen van de avond. Dan kan hij weer normaal functioneren.

Zo ook nu. Als het na achten wat koeler geworden is, trekt hij zijn favoriete lichtblauwe pak aan, zoekt er een passende stropdas bij, en kijkt peinzend naar het stapeltje pochetjes. Na enige aarzeling steekt hij een felrood exemplaar in het linker borstzakje van zijn colbertjasje. Klaar, hij kan naar buiten. Meneer Arthur steekt het marktplein over en neemt plaats op zijn favoriete terras, aan het tafeltje links vooraan. Dat is al jaren zijn stek. Vanaf hier kan hij alles en iedereen zien aankomen.

In dit dorp is Arthur geboren en opgegroeid. Na zijn studie keerde hij terug om de zaak van zijn vader over te nemen. Hij bleek nog veel beter dan zijn oude heer. Jaar in, jaar uit wist hij zijn imperium uit te breiden. Onroerend goed, winkelpanden, restaurants, een paardenfokkerij: alles wat hij aanraakte, veranderde in goud. Geld verdienen, zaken doen, dat is zijn passie. Soms een vrouw, nauwelijks vrienden, geen kinderen. Hij doet niet aan politiek, zit in geen enkel bestuur, is nergens lid van. Maar macht, invloed en dus aanzien, daarover beschikt hij in hoge mate.

En zo zit hij hier op zijn geliefde plek. Een grote, zware man, al vroeg grijs, met een haviksneus en een opvallend zachte stem. Mensen schuifelen voorbij, sommige knikken, andere groeten, niemand durft vooralsnog stil te blijven staan om een praatje te maken. Hij wordt gerespecteerd, soms zelfs gevreesd, want velen zijn op de een of andere manier financieel van hem afhankelijk. Ja, it's lonely at the top. Maar iedereen weet: een rode pochet betekent dat hij kritisch maar aanspreekbaar is. Blauw wil zeggen: alles vind ik goed; wit houdt in: laat me in godsnaam met rust.

Kijk, daar komt Sjakie aanzetten. Intelligente jongen, zoon van de bakker, die nog naast hem heeft gezeten op de basisschool. Sjakie drukt hem de hand, vraagt of hij plaats mag nemen. "Vertel het maar, Sjaak", moedigt Arthur hem al gauw aan. Sjaak wil gaan studeren, maar hij heeft geld nodig om een kamer te huren en de studie te financieren. 'En je vader dan?" vraagt Arthur, al kent hij het antwoord." De bakkerij loopt slecht, de klanten gaan naar de supermarkt, en mijn vader..." Arthur knikt. Hij weet ervan. Pa is aan de drank. "Ik zal het aan Van Houten doorgeven. Meld je maar bij hem", besluit hij grootmoedig. Van Houten is de man van de financiën. Als je naar Van Houten toegestuurd wordt, is je verzoek in orde bevonden.

Meneer Arthur steekt een sigaar op en drinkt van zijn mineraalwater. Nu er één gekomen is, zullen er anderen volgen. Zozo, luie Henkie. Een goed stel hersens, net als zijn moeder, maar werken ho maar. Wat wil die? Na wat gemompel komt het eruit: een sportzaak beginnen. Hij wil een winkel van Arthur huren, maar het eerste jaar geen huur betalen. Arthur schudt zijn hoofd. "Laat me eerst eens zien dat je een jaar lang gewoon je werk doet, niet elke maandagochtend ziek bent en ervoor zorgt dat je moeder er een beetje fatsoenlijk bijloopt. Dan mag je volgend jaar hier terugkomen." Verongelijkt beent Henkie weg, maar daar kan hij goed tegen. Benieuwd of ik hem ooit nog eens terug zie.

Opeens staat ze voor hem: Lisa. Niet lelijk, niet knap, maar ze hééft iets. Rijzig, donker, slank. Precies haar moeder, op wie Arthur lang, lang geleden hopeloos verliefd was. Ze zegt niets, kijkt de machtigste man van de hele provincie glimlachend aan. Arthur voelt alle kracht uit zijn lichaam wegvloeien, en dat weet ze. Ze kust hem voorzichtig op zijn wang, streelt even over zijn haar. Vervolgens bestelt ze een kop koffie. "Toen er werd rondverteld dat jij hier zat, heb ik alles laten liggen en ben hier naartoe gefietst. Hoe is het met je? Nog steeds dat rokershoestje?" Ze babbelen wat, zoals oude vrienden doen die elkaar lang niet gezien hebben. Dan vraagt ze: "Wil je me helpen?"
"Zeker."
"Ik wil een eigen zaak beginnen."
"Wat voor een?"
"Een kapperszaak. Hier in het dorp. Je weet, ik heb alle diploma's."
Meneer Arthur knikt. Lisa heeft hersens en beschikt over een formidabel doorzettingsvermogen.
"Ik heb geld nodig voor de huur, de inboedel en de salarissen van de kapsters. Kan ik op je rekenen?"
"Natuurlijk."
"Dus morgen kan ik naar Van Houten?"
" Ja, hoor."
Lisa glimlacht. Ze staat op, meneer Arthur doet dat ook. Zwijgend, glimlachend, voorover gebogen, met hun voorhoofden tegen elkaar. Dan omhelst ze hem, kust hem kuis op de mond en wiegt weg.
Peinzend kijkt meneer Arthur haar na. Tsja, hij had eigenlijk best een dochter willen hebben.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten