09-05-2021

DE TRANEN DER ACACIA'S

Wat schreef Hermans toen literair! Gedetailleerde beschrijvingen, langere zinnen, steeds op jacht naar originele beeldspraak...in de tijd dat hij bezig was met De tranen der acacia's (16 mei 1946 - 4 januari 1948) hield hij zich bepaald niet aan de opvatting die hij later huldigde: kort, sober, geen enkel overbodig woord. De jongeman van 25 die pas één, onopgemerkte, roman had gepubliceerd, wilde het toch wel even laten zien. Zijn thematiek bleef hetzelfde. Er is nauwelijks een auteur aan te wijzen die zijn hele carrière lang zó trouw zijn opvattingen belijdt.

In de barre maanden maart 1944 tot en met de bevrijding in 1945 dwaalt de jonge Arthur Muttah door een onherbergzaam, vervuild, verarmd, uitgeplunderd Amsterdam, waar iedereen wanhopig voedsel, hout en sigaretten probeert te bemachtigen. (Even een terzijde: ik ken geen roman waarin de hoofdpersonen zó obsessief met nicotine bezig zijn. Hermans was zelf een kettingroker). Hij heeft zijn moeder nooit gekend, zijn vader woont in het onbereikbare Brussel. Met zijn grootmoeder, een waarzegster, en zijn halfzuster Carola bewoont hij twee etages in een Amsterdamse torenflat. Hij haat ze allebei, en laat dat verbaal en soms zelfs fysiek nadrukkelijk merken. Want Arthur is geen prettige man; hij buit mensen uit, laat ze vervolgens in de steek, beledigt vooral de kwetsbaren, en wat erger is: hij geniet daarvan. 

Maar het leven in oorlogstijd is dan ook heftig. Overal dreigt gevaar, zijn er verraders, provocateurs, mensen met schuilnamen, doen onheilspellende geruchten en angstaanjagende fantasieën de ronde. Dus: chaos, waar je ook kijkt. Arthur ziet dit alles, neemt nergens aan deel, is en blijft een buitenstaander. Zijn enige vriend, en vaderfiguur, Oskar, liegt hem voor en vindt hem niet zo belangrijk. Carola heeft een Duitse deserteur als minnaar, maar hoe dat precies zit, krijgt hij niet te horen. Als hij na de bevrijding zijn vader opzoekt in Brussel, mag hij daar een tijdje blijven wonen, maar hij wordt ook hier buitengesloten. Zijn halfzusters laten hem links liggen, zijn vader vertelt hem niets over zijn eigen moeder. Hij maakt geen vrienden, doolt door de stad, lijkt wel een gedoemde. Wat hem overkomt, geldt eigenlijk voor ons allemaal, wil W.F. Hermans eigenlijk zeggen. Je weet niet wie je vriend en wie je vijand is, waardoor je onder een voortdurende bedreiging leeft. Dat maakt het menselijk bestaan onzeker. Je bent niet in staat jezelf te begrijpen, laat staan dat je een ander kunt doorgronden. Dus: het leven is chaotisch, onbegrijpelijk, absurd.

Hoe is nu de titel te verklaren? Arthur bloedt aan het slot dood. De acacia is weliswaar het symbool van de onsterfelijkheid, maar hij geeft de eeuwig wederkerende vernietiging weer, namelijk moorden en dan doodgaan, en daar heeft Arthur in zijn korte leven nadrukkelijk mee te maken gehad. Daarom zijn de tranen van acacia's van bloed, en dus kleverig.

Wat viel mij nu na herlezing vooral op in deze roman, die nu ruim zestig jaar oud is? Er gebeurt eigenlijk niet zo veel in, echte handelingen zijn schaars. Veel, zeer rake, beschrijvingen van een troosteloos Amsterdam, in mindere mate van Brussel; heel veel overpeinzingen van Arthur, voor wie het erg belangrijk is hoe mensen over hem denken, en zich daar telkens in vergist. Dit is in feite een psychologische roman, die overtuigt door de kracht waarmee de auteur zijn pessimistische levensvisie weet over te brengen. 
W. F. Hermans, De tranen der acacia's. Eerste druk 1949. Herziene uitgave 1971. 381 blz. G.A. van Oorschot, Amsterdam.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten