01-11-2021

EEN LUCHTBEL IN EEN VLUCHTIGE RIVIER

 Gedichten schrijven doet Jean Pierre Rawie (Scheveningen, 1951) al jaren. Vanaf 1976 publiceert hij dichtbundels; de laatste, Verstrooid van schoot, verscheen in 2018. Klassiek van bouw, altijd welluidend, hier en daar ironisch, zijn het verzen die door een groot publiek gewaardeerd worden. Dat is wellicht ook de reden  dat de officiële kritiek zich nog steeds wat gereserveerd opstelt. 

Achter in die bundels neemt Rawie ook vertalingen op. Spaans, Italiaans, Frans, Russisch: hij is zeer wel in staat om er een goede vertaling van te maken, die, zoals hij dat in zijn Inleiding formuleert,  als een verrijking van de Nederlandse letterkunde gezien kan worden. De vorm van het oorspronkelijke gedicht behoort gehandhaafd te blijven (eens een sonnet, altijd een sonnet), en dat geldt ook voor het rijm. Onvertaalbare gedichten bestaan niet, vindt Rawie.

In Een luchtbel in een vluchtige rivier (versregel van Maffeo Barberini) licht Rawie dertig vertalingen toe, waarbij telkens de oorspronkelijke tekst afgedrukt staat. Denk dan aan verzen van beroemdheden  als Francois Villon, Luis de Camões, William Butler Yeats, Anna Achmatova. Maar ook mensen van wie je het niet verwacht, blijken te kunnen dichten: Mary Stuart bijvoorbeeld, de koningin van Schotland, Jacob Burckhardt, de wereldberoemde kenner van de renaissance, of paus Urbanus VIII. Het volgende gedicht, dat mij in hoge mate beviel, is van de wel beroemde Luis de Góngora (1561 - 1627):

                    Wil ik van de sterren leren

                    waar gij, Tijd, gebleven zijt,

                    blijkt dat gij met hen verglijdt

                    zonder met hen terug te keren.

                    Hoe kan ik uw loop traceren,

                    niemand houdt u immers bij?

                    maar ach, wat verbeeld ik mij

                   dat gij telkens zijt vervlogen;

                   gij blijft, Tijd, steeds onbewogen

                    en slechts ik, ik ga voorbij.

Rawie vertelt ons veel interessants als hij met zijn geliefde dichters en dichteressen bezig is. Zo blijken de eerste, ons bekende, sonnetten in het begin van de dertiende eeuw aan het hof van keizer Frederik II op Sicilië geschreven te zijn. Het is geen eenvoudig genre; pas bij Petrarca (1304 - 1374) komt het volledig tot wasdom en wordt het sonnet uiteindelijk de populairste versvorm in Europa. 

Charles d'Orléans en Francois Villon waren tijdgenoten die beiden dichtten, maar elkaar nooit ontmoet kunnen hebben. De eerste was namelijk in de vijftiende eeuw een vorst, de andere een boef, vagebond, moordenaar. In de Spaanse barok van de zeventiende eeuw brandde er een heftige strijd tussen liefhebbers van Góngora en Quevedo, die elkaar zó nadrukkelijk haatten dat de laatste het huis kocht waarin de eerste woonde, zodat Quevedo de ander uit zijn woning kon zetten.

Giovan Battista Marino (1569 - 1625) creëerde het marinisme: een stroming die een eeuw lang overheersend was, en daarna de grond in werd geboord. Zeer verrassende beeldspraak, hoogst ongebruikelijke verbanden, dus gezwollen, duister, onbruikbaar. Waar Rawie zelf vraagtekens bij stelt, is het symbolisme, een stroming uit de tweede helft van de negentiende eeuw, afkomstig uit Frankrijk. Ze leverde prachtige gedichten op van o.a. Stéphane Mallarmé en bij ons Leopold en Van de Woestijne, maar ook te veel hermetische, volstrekt ondoorgrondelijke poëzie. 

Ik sluit af met een vers van de Rus Aleksander Blok (1880 - 1921), dat Rawie "een van zijn onvergankelijkste" noemt.

          Alles op aarde - moeder, jeugd - moet sterven,

          je vrouw bedriegt je, je verliest je vriend.

          Maar zoek een nieuwe zoetheid te verwerven,

          het koude poolgebied rondom beziend.


          Ga scheep, richt naar de verre pool de steven

          langs wand na wand uit ijs - en stil, vergeet

          wat ginds in haat en hartstocht is gebleven...

          Vergeet het oude land van lief en leed.


          En leer in huivering en trage koude

          je uitgeputte ziel hoe op het eind

          hier niets is wat haar vast zal kunnen houden,

          wanneer het licht van gene zijde schijnt.

Jean Pierre Rawie, Een luchtbel in een vluchtige rivier. Prometheus, Amsterdam, 2021. 187 blz. 








Geen opmerkingen:

Een reactie posten