09-09-2015

EEN ONGEWONE LIEFDESGESCHIEDENIS

Toen Giacomo Casanova in de zomer van 1749 Henriëtte ontmoette, was hij 24 jaar oud, vol zelfvertrouwen, en in het bezit van een goedgevulde beurs. Voor die tijd en zeker als Italiaan kon je hem met zijn 1.87 m een opvallend lange man noemen, terwijl zijn licht door de pokken aangetaste wangen hem een markant uiterlijk gaven. Seksuele ervaring had hij meer dan voldoende: op zijn twintigste was hij al vijf maal voor een geslachtsziekte behandeld.

Op een morgen hoort hij in zijn herberg te Cesena rumoer in de kamer naast hem. Daar blijkt een Hongaarse officier, een oudere man, de kamer te delen met een jong Frans meisje, dat merkwaardig genoeg mannenkleren draagt. De man wordt belaagd door o.a. de herbergier en een koetsier, die hem kennelijk willen oplichten. Omdat hij alleen Latijn spreekt en Casanova altijd bereid is hulpeloze mensen bij te staan, grijpt hij krachtdadig in en weet hij de boeven te verdrijven. Casanova heeft nog een ander motief. Uit schaamte had het meisje zich onder de dekens verborgen; als ze voor hem staat, beneemt haar schoonheid hem de adem. Hij overziet de situatie. De Hongaar is misschien wel zestig, door zijn taalprobleem converseren ze nauwelijks, ze willen naar Parma. Hij weet ogenblikkelijk wat hem te doen staat: meereizen naar die stad, de officier overreden het meisje aan hem over te laten, haar veroveren.

Dat doe je door geld te laten rollen, luxe aan te bieden. Hij schaft een prachtig rijtuig aan, onderhandelt met de Hongaar, die wel van het meisje af wil, en verklaart op haast theatrale wijze Henriëtte zijn liefde. Hij doet dat op zijn knieën, nederig, zodat zij hem bijna moet dwingen op te staan. Ze geeft zich aan hem over. Henriëtte kent niemand in Parma, heeft geen middelen van bestaan, voor haar is hij een godsgeschenk. Toch blijft ze waardig en beheerst. Wie ìs zij?

Eenmaal in Parma aangekomen, betrekken ze een kamer in een voornaam hotel. Vervolgens bezoekt Casanova een aantal winkels en hij bestelt een schoenmaker en naaisters om zijn geliefde de garderobe te bezorgen die bij haar past: linnen stoffen voor japonnen, bombazijn voor onderrokken en korsetten, zakdoeken, hoeden, jasjes. Ze voelt zich bezwaard, wil niet met dure cadeaus gekocht worden, zegt dat ze ook zonder dit alles van hem houdt. Even krijgt Casanova een inkijkje in haar leven als ze verzucht: "Het is mijn wens je nooit te verlaten. Maar ik ben er zeker van dat men mij zoekt, en ik weet dat zij zich zonder veel moeite van mij meester zullen maken als zij mij hebben gevonden." Een brute echtgenoot, een hardvochtige schoonvader die haar in een klooster wilde plaatsen, meer zal Casanova nooit te weten komen.

Drie gelukzalige maanden leven ze als man en vrouw in Parma. Elke dag is voor beiden één groot feest. Lichamelijke liefde, intellectuele conversatie, hartelijkheid, ze laven zich volop aan elkaar. Ze blijkt scherpzinnig, wijs, geestig. Tijdens een avond met muzikale optredens neemt ze plotseling een cello over en speelt, samen met het orkest, van het blad op virtuoze wijze een stuk na.

Wanneer de hemel de aarde raakt, duurt dat maar even. Wat Henriëtte steeds vreesde, gebeurt ook. Een edelman uit de Provence herkent haar, bezoekt hen, en zij zondert zich uren met hem af om een brief  samen te stellen. Na het antwoord wordt er een vooraanstaande bankier ingeschakeld die haar een grote geldsom ter hand stelt. Casanova krijgt daarvan de helft: ze betaalt hem de onkosten die hij voor haar gemaakt heeft. De bankier zorgt ook voor een rijtuig met twee betrouwbare mannen die haar van Genève naar Frankrijk brengen. Het is over, uit, voorbij. In de laatste vierentwintig uur blijven slechts zuchten, tranen en innige omhelzingen over. Henriëtte is echter ook zakelijk. Hij mag géén navraag naar haar doen, en als ze elkaar nog eens in Frankrijk tegen mochten komen, dan mag hij géén blijk van herkenning geven.

Als het rijtuig wegrijdt, kijkt hij het net zo lang na tot het stipje verdwenen is. De volgende dag krijgt hij een brief met slechts één woord: vaarwel. Op het glas van een raam op zijn hotelkamer blijkt ze gekrast te hebben: "Je zult ook Henriëtte vergeten." Teruggekeerd in Parma overhandigt de Provençaalse edelman hem een troostende brief van Henriëtte, waarin ze de hoop uitspreekt: "Laten we elkaar dus nooit vergeten en laten we vaak terugdenken aan onze liefde om die in gedachten opnieuw te beleven." Casanova zal 73 jaar worden, vele tientallen vrouwen beminnen, en vol weemoed haar raad opvolgen.
Giacomo Casanova, Henriëtte. Deel 3 uit de reeks De geschiedenis van mijn leven. Amsterdam, 1993. Vertaling Theo Kars, 340 blz.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten