05-01-2016

EEN HEILIGE VAN DE HORLOGERIE

Voor Constantin Brueghel, bijna veertig en vrijgezel, is het Feest van de Langste Dag het hoogtepunt van het jaar. Nu kan hij, de klokkenmaker, laten zien wat hij in zijn mars heeft. Tijdens het laatste uur van de dag wordt in het paleis waar hij werkt om half twaalf alle klokken tegelijkertijd geluid, terwijl ze om middernacht een concert van vijf minuten houden. Alleen een absolute vakman kan de klokken en pendules zo afstellen, en dat is hij dus ook.

Al zo'n twaalf jaar vult Constantin wekelijks zijn vijf werkdagen met het opwinden, repareren en afstellen van 1473 klokken in een paleis dat als klokkenmuseum gebruikt wordt, ergens in Frankrijk. Ze staan opgesteld in 294 zalen, waarvan er een groot aantal niet voor het publiek toegankelijk is. In enkele ruimtes werken gemeenteambtenaren, die met een mengeling van bewondering en vooral ergernis de klokkenmaker binnen zien komen met zijn onvermijdelijke beugeltas vol borsteltjes, tangetjes, schroevendraaiers, sleutelbos en chronometer. Want Constantin is de vleesgeworden plichtsbetrachting: elke klok moet iedere dag slaan, ieder schroefje of radertje dat versleten is behoort vervangen te worden, alles wat tikt dient gelijk te lopen. Eenzaam, geconcentreerd, waakzaam, trekt hij van zaal naar zaal, iedere dag weer. Nee, simpel mag je hem niet noemen. Hij heeft zijn studie filosofie succesvol afgerond met een scriptie over Tijd en Duur, maar een baan hield hij daar niet aan over.

Als Louise opduikt, wordt alles anders. Ze werkt bij de gemeente en lijkt sprekend op Louise Brooks, zijn favoriete filmster uit de jaren twintig: rond gezicht, grote bruine ogen, een pony van sluik zwart haar. En dan die benen! De naïeve, dagdromende klokkenman is als was in haar handen. Maar iets heiligs heeft hij inderdaad wel over zich, want als hij uiteindelijk teleurgesteld terugreist naar zijn moeder in Parijs, blijven wraakgevoelens achterwege.

In de nadagen van zijn carrière schreef W.F. Hermans (1921 - 1995) met Een heilige van de horlogerie (1987) weliswaar geen meesterwerk, maar toch een echt hermansiaanse novelle van een heel behoorlijk niveau. Inderdaad, echt Hermans, want zijn geliefde nihilisme spat ervan af. Zoveel blijkt namelijk zinloos: die klokken zijn oninteressant, het museum trekt nauwelijks bezoekers, van een systematisch opgebouwde collectie is geen sprake, de gemeente wil van het onbelangrijke kasteel af, alle inspanningen van Constantin hebben niets opgeleverd, waardering krijgt hij van niemand. Hoe mislukt kan een mensenleven zijn?

Hoe kwam Hermans eigenlijk aan het idee? Eens had hij ergens een artikel gelezen over een Engelse klokkenmaker die de klokken van de Engelse koningin moest opwinden en daar een dagtaak aan had. Een stukje werkelijkheid omvormen tot een brokje surrealisme, een fantastisch element invoegen, ook dat is Hermans. Hij deed dat al eerder in De donkere kamer van Damokles. Alleen maar dingen opschrijven die echt gebeurd zijn, is zo verschrikkelijk saai. Leve de fantasie!
W.F. Hermans, Een heilige van de horlogerie. Amsterdam, 1987, eerste druk, 219 blz.
Willem Otterspeer, De zanger van de wrok. Amsterdam - Antwerpen, 2015, 1150 blz.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten