05-04-2020

DE KOPEREN TUIN

Toen Nol Rieske, het zoontje van de rechter, op zijn achtste de Tuin bezocht, ontmoette hij een meisje, vier jaar ouder dan hij, dat zijn jeugdjaren voor een belangrijk gedeelte zal beïnvloeden. In dat stadspark spelen  koperblazers een mars van Sousa zó meeslepend, dat Nol begint te dansen. Trix loopt op hem toe, houdt zijn handen vast, en danst mee. Een idylle, een romance, een verhaal vol liefdesverdriet is geboren.

Want Trix is allesbehalve een gewoon meisje. Lang, slank, bleek, ongenaakbaar, eigenzinnig. Als kind vecht ze geregeld met jongens wanneer die haar vader uitschelden voor dronkenlap. Tsja, wie zou er niet aan de drank raken in zo'n provinciaal nest als je helemaal bezeten bent van klassieke muziek en opera, en het aandurft om aldaar Carmen van Bizet op te voeren? Nol krijgt van hem niet alleen pianoles, maat Cuperus brengt ook zijn kennis en enthousiasme op de jongen over. Hij noemt hem 'zijn zoon', Nol ziet hem als zijn meester. Af en toe komt hij Trix tegen, die een enorme hekel aan haar vader heeft. Als Nol zeventien is en Trix dus eenentwintig, geven beiden toe verliefd te zijn. Een gewaagde stap van Nol: Trix woont en werkt in een deftige horecagelegenheid, en wordt omringd door geile oudere vrijgezellen van goede komaf.  Als zij zich te min voor Nol voelt, krijgt de affaire een tragische wending.

Simon Vestdijk (1898 - 1971), jarenlang goed voor twee romans per jaar, deed er in de maanden augustus en september van 1949 in zijn woonplaats Doorn slechts zeven weken over om deze liefdesroman te schrijven. Hij mocht graag zijn boeken aan vrouw en vrienden voorlezen, maar deze keer had hij zich zó ingeleefd in zijn hoofdpersoon dat het hem moeite kostte om de dramatische passages aan het slot verstaanbaar voor te dragen.

Toen De koperen tuin in 1950 verscheen, waren de recensies lovend. Diverse drukken volgden; de roman werd in het Engels, Italiaans, Spaans en Roemeens vertaald. Een hoorspel en een tv - serie volgden. Als Vestdijk gevraagd werd wat hij zijn mooiste boek vond, noemde hij dit, al gaf hij later toe dat hij aan Meneer Visser's hellevaart, het verhaal van een pestkop, altijd nog meer plezier had beleefd.

De moderne lezer zal zich moeten inspannen als hij wil genieten van dit boek. Vestdijk schrijft eigenlijk  in een stijl die nu niet meer gangbaar is: lange, uitgesponnen zinnen; uitvoerige beschrijvingen van iemands uiterlijk, die hij dan koppelt aan bepaalde karaktertrekken; verwijzingen die vaak ironisch bedoeld zijn. Bovendien is het wel handig als de lezer over een brede algemene ontwikkeling beschikt. Maar het loont in hoge mate om Vestdijk te lezen. De opbouw is goed doordacht, de personen worden steeds interessanter, de afloop verrast, en vooral: het gaat nadrukkelijk ergens over. Een tragische jeugdliefde, gefnuikt door kleinsteedse mentaliteit, die er ook toe bijdraagt dat een getalenteerd man ten onder gaat. Wat wilt u nog meer?
Simon Vestdijk, De koperen tuin.Verzamelde romans deel 21. 's - Gravenhage - Rotterdam, 1981. 288 blz.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten