01-10-2025

DE DONKERE KAMER VAN DAMOKLES

 Willem Frederik (voor zijn vrienden: Wim) Hermans woonde in 1953 nog maar net in Groningen omdat hij daar een baan had gekregen aan het Economisch - Geografisch Instituut, toen hij in een antiquariaat de schat vond die hem jarenlang veel leesplezier zal verschaffen. De verslagen van de Parlementaire Enquêtecommissie  Regeringsbeleid 1940 - 1945 bevatten verklaringen van generaals, verzetsmensen, spionnen en parlementsleden, soms fantastische verhalen, en dikwijls volstrekt tegenstrijdig. Twee onderwerpen fascineerden hem dusdanig, dat hij ze verwerkt heeft in zijn beroemdste roman, De donkere kamer van Damokles, namelijk het Englandspiel en de zaak - Van der Waals.

Het Englandspiel was de strijd tussen de Engelse en de Duitse geheime dienst. De Engelsen hadden het plan opgevat om vanuit Engeland spionnen naar Nederland te sturen, waar ze allerlei sabotageacties moesten ondernemen. Maar alles was slecht voorbereid: de arme spionnen kregen slecht vervalste bonkaarten en paspoorten mee, en zilveren guldens die allang niet meer in omloop waren. Het zendverkeer kon makkelijk door de Duitsers beluisterd worden, zodat de Engelse agenten na de dropping meteen gearresteerd werden.

De zaak - Van der Waals inspireerde Hermans heel nadrukkelijk voor zijn roman. Anton van der Waals was van jongs af aan een leugenaar, verklikker en oplichter. In de oorlog ging hij al gauw voor de Duitsers aan de slag. Hij wist verzetsgroepen binnen te dringen, deed vervolgens volop mee, en als de tijd rijp was, verraadde hij alles en iedereen. Hij reisde door heel het land en werd uiteraard vorstelijk beloond. Na de oorlog, tijdens zijn berechting, hield hij maandenlang zijn onschuld vol. Ene Emile Verhagen zou zijn opdrachtgever geweest zijn. 

Hoewel de roman overloopt van avonturen en persoonsverwisselingen berust de inhoud op één duidelijk gegeven: de relatie tussen Henri Osewoudt, door wiens ogen we alles zien, en zijn dubbelganger Dorbeck. Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, heeft Osewoudt weinig opwindends van het leven te verwachten: hij voorziet in zijn onderhoud als tabakswinkelier in Voorschoten, is getrouwd met zijn foeilelijke nicht, die zeven jaar ouder is en onvruchtbaar. Osewoudt moet het zelf trouwens ook niet van zijn uiterlijk hebben: klein, dun vlasblond haar, een piepstem en géén baardgroei. Als Dorbeck binnenloopt en vraagt of Osewoudt een filmrolletje voor hem wil ontwikkelen, weet hij niet wat hij ziet. Zijn evenbeeld, maar dan mannelijk! Dik zwart haar, een bronzen stem, een waas van haartjes rond wangen en kin. Zó had hij eruit willen zien. 

Dorbeck betrekt hem meteen bij verzetsactiviteiten, waarbij Osewoudt enkele mensen doodschiet. Pas in 1944 meldt Dorbeck zich weer. Henri doet wat hem wordt opgedragen, wordt door de Duitsers opgepakt en gemarteld. Foto's van Dorbeck doen de ronde, maar Henri wordt voor hem aangezien en van Dorbeck heeft niemand gehoord. Na de bevrijding arresteren de geallieerden hem. Hij staat bekend als verrader en provocateur die voor de vijand heeft gewerkt. Telkens weer beroept Henri Osewoudt zich op Dorbeck, geeft toe dat hij niets is zonder die man, maar iedereen die hem zou kunnen helpen, is dood of verdwenen. Het loopt dan ook uiteindelijk slecht met hem af.

Zelden werd een roman zo uitgeplozen als De donkere kamer van Damokles. Daarbij werd veelvuldig de vraag gesteld: bestáát Dorbeck eigenlijk wel? Osewoudt is namelijk een onbetrouwbare verteller: hij is gefascineerd door Dorbeck, voor wie hij alles wil doen; Henri is erfelijk belast, want zijn moeder zit niet voor niets in het gekkenhuis; af en toe heeft hij last van hallucinaties. Maar Hermans zelf is heel duidelijk: natuurlijk bestaat Dorbeck! Er zijn toch mensen die hem gezien hebben! Die dachten echter dat ze Osewoudt tegengekomen waren. Het nachtmerrie - achtige van dit boek wordt door deze duistere Dorbeck nadrukkelijk versterkt.

Het gevaar dreigt dat de strekking van Hermans roman uit het zicht verdwijnt als we Dorbeck zoveel aandacht geven. Het dubbelgangersmotief dient om intieme vragen te stellen, verlangens te uiten, wensen te vervullen.  Wat Henri in Dorbeck ziet, waarom hij een dubbelganger nodig heeft, is inmiddels wel duidelijk. Hermans  heeft vooral uitdrukking willen geven aan zijn sombere levensvisie. De mens leeft onder een voortdurende bedreiging, omdat hij niet weet wie of wat hem bedreigt. Een oorlogssituatie maakt dat gevoel alleen nog maar erger. Hij is trouwens niet in staat om zichzelf en anderen goed te begrijpen. Dit alles maakt het leven onbegrijpelijk, doelloos, absurd.

Dus, beste lezer, is deze roman, verschenen in 1958, nog altijd, ook na 67 jaar, een meesterwerk, een fascinerende literaire gebeurtenis. 

Willem Frederik Hermans, De donkere kamer van Damokles. Eerste druk 1958. Vijfentwintigste druk 1983. G.A. van Oorschot, Amsterdam. 335 blz. 

Willem Otterspeer, Dorbeck, waar ben je? De Bezige Bij. Amsterdam, 2012. 142 blz.


15-09-2025

HET VERHAAL VAN HORACIO

 Niemand voelt zich eenzaam in de wereld van Horacio. Waarom zou je ook? Horacio zelf heeft zes meisjes en één zoon, de hondsbrutale Jerónimo. Zijn vrouw Margarita wordt zeer geregeld bezocht door haar vijf zussen, terwijl hij dan graag de wijk mag nemen naar broer Elías, de schrijver, of broer Alvaro, de zwijgzame, die toch ook goed is voor acht kinderen. Ze zijn eigenlijk de belangrijkste personen in zijn leven, waarin Elías als oudste een vaderrol speelt. Broers en zussen, ooms en tantes, allen met hun kinderen: ze komen voortdurend bij elkaar over de vloer, en de jeugd verbaast zich erover dat die vaders elkaar steeds "Pacho Luis" noemen. En dat is weer één van die vele verhalen waar deze roman vol van staat.

Wat is Horacio eigenlijk voor een man? Van middelbare leeftijd, nerveus, snel in paniek, handelaar in alles wat met kunst, antiek of zogenaamd antiek te maken heeft. Hij kent twee obsessies: de dood en zijn oude Volkswagen. In zijn heftige dromen komen beide veelvuldig voor. Een hartpatiënt, onze Horacio, maar dat zijn zijn broers ook. Het is een familiekwaal, waar ieder op zijn eigen manier mee omgaat. En die broers, wat zijn dat eigenlijk voor mannen?  

Alvaro is handelsreiziger in de meest uiteenlopende artikelen, maar het meest verdient hij aan zijn loterijagentschap. Achter zijn wat norse voorkomen vindt u een gevoelig man. Hij kan ontroerd raken van een pasgeboren kalfje dat dampend in het ochtendlicht baadt, of van sommige gedichten, of van de rondzwermende zaden van een balsaboom. Elías, de literator, de filosoof, de observeerder, ziet het allemaal aan, kent zijn geliefde broers, beschermt ze, helpt ze waar mogelijk, ook financieel.

Nu mogen we de bloedmooie vrouw van Horacio niet vergeten. Hij kan af en toe maar niet begrijpen dat ze hem wilde, maar dat komt omdat hij in zijn verlegenheid niet weet dat hij voor vrouwen een knappe man is. Margarita is op en top een zakenvrouw. Geregeld reist ze met haar zus van het Colombiaanse platteland naar Miami. Voor aanvang van de reis is ze al haar vrienden en kennissen langsgegaan om de bestellingen te noteren. Ze heeft een goed oog voor niet al te dure nieuwe snufjes, zodat bij terugkomst het geld binnenstroomt. 

In deze wereld vol geurige oranjebloesems en sinaasappelbomen, met een huisarts die ook laat in de avond patiënten aan de deur krijgt die pilletjes willen, haalt iedereen uit het leven wat er maar te halen valt. Natuurlijk is de dood in de buurt, Horacio weet daar alles van en het slot van deze roman is op indrukwekkende wijze gewijd aan zijn ongelijke strijd. Maar genieten van het leven doen ze allemaal, het liefst te midden van familie, vrienden en bekenden. 

Tomás González, Horacio's verhaal. Vertaling uit het Spaans door Jos den Dekker. Merediaan Uitgevers, Amsterdam, 2024. 219 blz. Oorspronkelijke titel: La historia de Horacio, uitgegeven in 2000. 


01-09-2025

BINNEN DE BOEKEN EN BUITEN DE WIND

 Ook Godfried Bomans ( 1913 - 1971) had dus last van zijn vader. Pa Bomans was advocaat, begenadigd redenaar, Kamerlid en zwaar katholiek. Dit betekende dat het huiselijk leven geheel in het teken stond van bidden, biechten en naar de mis gaan. Na je dood moest je rekening houden met hemel, hel of vagevuur. Pa heerste, moeder bleef onderdanig. Van zijn kinderen (hij had er zes) eiste vader dat ze krachtige persoonlijkheden zouden worden en een belangrijke maatschappelijke rol vervullen. De onzekerheid en het gebrek aan zelfvertrouwen waaronder Godfried als kind al leed, zullen hem zijn hele leven achtervolgen. Pa bezorgde zijn kinderen complexen.

Hij deed gymnasium, studeerde rechten, filosofie en psychologie, maar maakte niets af. Zijn creativiteit en oorspronkelijkheid kon hij vooral kwijt in het schrijverschap. Op 30 november 1939 debuteerde Godfried in het schoolblad van het Triniteitslyceum met een sprookjesachtig verhaal. Er ging een golf van geluk door hem heen toen hij zijn stuk gepubliceerd zag. In 1930 mocht hij de generaal van de paters augustijnen toespreken. Met zijn lengte (1.92 m), grote voeten en licht loensende ogen was hij een opvallende verschijning, die zijn onzekerheid dankzij een onmiskenbaar acteurstalent wist weg te spelen. Men vond hem meteen al ontzettend leuk. De Bomans die eens Nederlands populairste man zou worden, was opgestaan.

In februari 1933 was de première van het toneelstuk Bloed en Liefde, dat nog tientallen jaren opgevoerd zal worden. Hij verbond het heden met de middeleeuwen, het triviale met het verhevene, en menige schouwburg trilde van het lachen. Pieter Bas, de fictieve herinneringen van een minister, kwam uit in 1937, vol satire en humor, en bleek eveneens een groot succes. Uitgevers verdrongen zich om Bomans uit te mogen geven. Dat enthousiasme werd nog sterker nadat Erik of het klein insectenboek (1941) verscheen; al in september van dat jaar kwam de achtste druk uit. Deze sprookjesachtige geschiedenis van een jongetje dat in de wereld van een schilderij stapt, wordt nog steeds gezien als het beste wat Bomans aan fictie gepubliceerd heeft. Zijn biograaf spreekt van "de mentale biografie van Bomans anno 1940." Dat klinkt wat ernstig, want ook in Erik vind je humor, satire, absurdisme. 

Het verlangen is belangrijker dan de vervulling ervan; die valt altijd tegen. Heimwee, weltschmerz, weemoed, ze duiken telkens weer op in zijn versjes, toneelstukken, sprookjes, en ook wel in zijn beschouwingen en essays in de Volkskrant en Elseviers Weekblad. De grote roman heeft hij nooit geschreven. Bomans was een man van het korte werk, het ontbrak hem aan het geduld om pakweg twee jaar aan een boek te sleutelen. Dickens en Andersen waren overigens zijn favorieten.

Hij zocht warmte, gezelligheid, wenste het middelpunt te zijn, de man om wiens geestige opmerkingen gelachen werd. Hij was gevoelig voor vleierij, maar liet nooit in zijn innerlijk kijken. Zelfs zijn vrouw Pietsie noemde hem 'ondoorgrondelijk.' 

Ach, Pietsie. Wat bleef ze hem trouw en wat werd ze vaak bedonderd. Het is ontluisterend hoe Bomans met vrouwen omgaat. Hij was vaak van huis, op weg om lezingen te houden, vergaderingen bij te wonen, radio - en vooral tv - uitzendingen met zijn geestige opmerkingen op te vrolijken. Zo ontmoette hij vrouwen van verschillende leeftijd, met wie afsprak, aan wie hij brieven vol smachtende passages schreef, wat vaak uitliep op jarenlange relaties. Er zijn periodes geweest dat hij naast zijn eigen Pietsie drie of vier vaste vriendinnen had. Hij wilde bemind worden, geliefkoosd, bewonderd, aangehaald. Seks telde niet zo, hij was daar trouwens onhandig in. Maar die vriendinnen liet hij vaak wachten, of hij kwam helemaal niet opdagen, of het was opeens zo maar uit. Terwijl hij van een kunstwerk eiste dat het hoge morele niveau belangrijker was dan het artistieke, is er nergens iets van wroeging, spijt, medeleven met zijn minnaressen te merken. Het gaat om hèm. Toch die knagende onzekerheid?

Het leven dat hij leidt is zo slopend dat hij tamelijk jong sterft: Bloemendaal, 22 december 1971, 58 jaar, angina pectoris. 

Gé Vaartjes, Vleugelman. Godfried Bomans 1913 - 1971. Querido Facto, Amsterdam, 2025. 824 blz. 


01-08-2025

DE TIJGERKAT

 Kunt u zich Garibaldi nog herinneren? Italiaans generaal en nationalist, die een uiterst belangrijke rol speelde bij de eenwording van Italië. Gesteund door vorst Victor Emanuel vocht hij vanaf 1860 met zijn duizend roodhemden om dat doel te bereiken.  Op 11 mei 1860 zetten zij voet aan wal op Sicilië, op 30 mei is Garibaldi heer en meester in Palermo. Op 17 maart 1861 is Victor Emanuel koning over heel Italië, op Rome en Venetië na. In 1870 komt  ook dat in orde.

Lijdzaam slaat in mei 1860 de machtigste edelman van Sicilië, don Fabrizio, prins van Salina, de politieke verwikkelingen gade. Hij beschikt over landerijen, buitenplaatsen en een fantastisch groot paleis, maar met zijn scherpe intellect begrijpt hij al heel snel dat de wereld gaat veranderen. Het volk ziet Garibaldi als een bevrijder, de aristocratie moet buigen voor de massa. De prins is een excentriek en wat melancholiek man, slechts echt geïnteresseerd in sterrenkunde en het wel en wee van zijn oeroude adellijke familie. Hij heeft een onderdanige vrouw en zeven kinderen, maar de jonge Tancredi is zijn neef, pupil en torenhoge favoriet. Vanaf zijn veertiende staat de jongen onder zijn hoede. Tot ontsteltenis van de don steunt Tancredi, nu een twintiger, Garibaldi. 

Tancredi is knap, sociaal heel vaardig, zeer geliefd bij de dames. Maar hij kiest de beeldschone Alicia, dochter van de rijke, platvloerse don Calogero, burgemeester van een dorpje, en in alles de tegenpool van de prins. De slimme jongeman overtuigt zijn oom ervan dat hij voor de toekomst kiest, en die ligt absoluut niet bij de verkalkte aristocratie. Don Fabrizio begrijpt, maar als de nieuwe bewindvoerders hem een positie in het nieuw te vormen parlement aanbieden, weigert hij hoffelijk.

Onder de  brandende zon van Sicilië met zijn prachtige natuur en eeuwenoude tradities treedt onherroepelijk het verval van huize Salina in. De patserige Calogero zal de don in rijkdom verre overtreffen, het prachtige paleis wordt verwoest en zijn drie dochters zullen uiteindelijk als oude vrijsters achterblijven. Het is niet anders. 

Deze fraaie, in Italië beroemde historische roman is geschreven door Giuseppe Tomasi di Lampedusa (Palermo, 1896 - Rome, 1957), twaalfde hertog van Palma, elfde prins van Lampedusa. Zelf dus van adel, wist waar hij het over had. Voor de figuur van don Fabrizio heeft hij zijn overgrootvader genomen, terwijl hij voor diverse gebeurtenissen putte uit het verleden. Maar de moderne lezer ontdekt ook iets: het onvermijdelijke einde van alles waaraan wij hechten. Wat blijft is de schoonheid van de natuur, de liefde voor kunst en wetenschap. En dat alles gegoten in die fraaie, barokke stijl waar Lampedusa zo goed in was. Jammer dat hij de publicatie van zijn enige roman niet heeft kunnen meemaken.

Hoe zit dat nu met die tijgerkat? Sommigen melden dat het hier gaat om een luipaard, dat gebruikt wordt in het wapen van het geslacht Salina. Elders kwam ik tegen dat de tijgerkat tot de kleine soorten van de katachtigen behoort. Luipaard (of panter) klinkt beter en past  uitstekend in de roman. De Engelse vertaling luidt dan ook The Leopard. De auteur beschrijft geregeld hoe don Fabrizio als een luipaard loopt, beweegt, sluipt. Mooi toch!

G. Tomasi di Lampedusa, De tijgerkat. Vertaling van Anthonie Kee. Oorspronkelijke titel: Il Gattopardo (1958). Athenaeum - Polak & Van Gennep. Amsterdam, 2012. 384 blz. 


15-07-2025

MEESTERES EN MEESTER

"Are you okay?" vragen Romy (Nicole Kidman), haar kinderen en haar man (Antonio Banderas) geregeld aan elkaar. Ook Samuel (Harris Dickenson), die stage loopt bij het bedrijf waar Romy werkt, mag daar graag naar informeren. Is er dan wat met haar aan de hand? Ja, dat kun je rustig zo stellen.

Ze heeft een nare jeugd gehad, waar ze niet zoveel over kwijt wil. Wel benadrukt ze steeds dat ze uitstekend kon studeren en vervolgens keihard heeft moeten werken om al die mannen ervan te overtuigen dat ze goed is. Nu zit ze waar ze altijd al wezen wilde: op de stoel van een CEO van een groot bedrijf, dat zich bezighoudt met het automatiseren van magazijnen. Nee, niet sexy, maar je bent wel de baas, dus je ondergeschikten vliegen voor je. Behalve één, de al eerder genoemde Samuel. Hij heeft bij haar al snel een zwakheid ontdekt, en maakt daar schaamteloos gebruik van. 

Ze wil zo graag een 'babygirl" zijn, een lieve kleine meid. Niet bevelen, maar gehoorzamen, in alles, vooral ook als het haar seksueel opwindt. En dat gebeurt vaak: u heeft Nicole Kidman nog nooit zo overtuigend horen kreunen. Dat het bij dit spel ook nog gaat om een oudere vrouw en een veel jongere man, maakt het nog gevaarlijker, maar dat hoort er juist bij. Wat zullen haar bazen er wel niet van zeggen als ze het te weten komen? Metoo ligt altijd op de loer.

Meester en meesteres, macht en onmacht, man en vrouw, leerling en meester, baas en bovenbaas: allerlei verhoudingen komen voorbij in dit geslaagde regiedebuut van de Nederlandse actrice Halina Reijn. Ze schreef ook het scenario en produceerde deze film, waarbij ze ervoor zorgde dat de vaart er steeds in bleef, de kijker telkens op het juiste moment wat brokjes informatie toegeworpen kreeg, wat het begrijpen en accepteren van deze aparte vrouw sneller mogelijk maakt.

Toezien hoe iemand opzettelijk vernederd wordt, is niet aangenaam. Het is om die reden geen prettige film om naar te kijken, maar wel een heel interessante. Want: zij manipuleert hèm. Dus niet andersom.

Babygirl. Regisseur: Halina Reijn. Acteurs: Nicole Kidman, Harris Dickenson, Antonio Banderas. Land: Verenigde Staten. Uitgebracht in: 2024. 

01-07-2025

HET EIND VAN DE RELATIE

Als de weinig succesvolle romanschrijver Maurice Bendrix op een natte, sombere avond in het door de oorlog geschonden Londen van 1946 een oude bekende tegenkomt, is hij niet meteen enthousiast. Het is tenslotte maar Henry Miles, een integere, beschaafde Engelse ambtenaar, tikkeltje kleurloos dus. Maar één ding moet je hem nageven: zijn vrouw Sarah is opvallend mooi. Bendrix, ongehuwd, kinderloos, heeft tot voor twee jaar een hartstochtelijke relatie met haar gehad . Toen maakte ze het volkomen onverwacht uit. Heeft Henry iets geweten? Bendrix ziet slechts een wereldvreemd man in hem, maar in de maanden die volgen, leert hij dat hij zich vergist heeft.

Want ze gaan op die avond naar Miles' huis waar hij haar terugziet, even verrukkelijk als toen. Van haar man hoort hij later dat ze wellicht minnaars heeft, en dat hij het plan koestert om van de diensten van een privé - detective gebruik te maken, Haat en liefde, u weet er alles van, liggen in elkaars verlengde. Ook bij Bendrix vlammen deze gevoelens weer op. Hij praat Miles die detective uit het hoofd, maar schakelt er zelf een in. Tegelijkertijd starten ze weer met hun verhouding, en opnieuw blijken ze voor elkaar bestemd. Als het de detective lukt Maurice het dagboek van Sarah in handen te spelen, leest hij dat ze hem adoreert, maar juist daarom in gewetensnood verkeert. Haar man schat ze nog steeds hoog, en ze worstelt met het geloof. Bestaat God? Bemoeit Hij zich daadwerkelijk met de mens? Is het katholicisme voor mij aantrekkelijk? De lezer, die tot dusver alles door de ogen van Bendrix heeft gezien, ontmoet nu een heel andere Sarah en dat geldt dus ook voor Maurice.

Zoals Sarah worstelt met God, en daarbij hulp zoekt bij priesters, zo vecht Maurice met zijn gevoelens. Sarah is van hem, hij wil haar absoluut niet delen, maar hij heeft inmiddels vriendschappelijke gevoelens voor haar man, die beminnelijk blijft en meer weet dan Maurice vermoedde. Wanneer het moment nadert dat de twee gelieven er serieus over nadenken om samen weg te trekken, slaat het noodlot, of het toeval, of God, toe.

De katholiek Graham Greene ( Berkansted, Hertfordshire, Engeland; 1904 - 1991)mocht het in zijn tientallen romans en verhalen graag over religieuze kwesties hebben. Dat doet hij hier dus ook, en hij voegt er kleine beschouwingen over schrijverschap en psychologie aan toe. Dat leidt ertoe dat je een trage roman leest, met overwegingen die in 1951 ongetwijfeld actueel waren, maar nu wat ouderwets overkomen. Nee: toen een meesterwerk, nu alleen een lezenswaardig boek. 

Graham Greene, Het eind van de relatie. Oorspronkelijke titel: The End of the Affair (1951). Vertaling Peter Verstegen. Uitgegeven in de Perpetua Reeks, Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2021. 189 blz. 



02-06-2025

EEN INTERMEZZO VAN SALLY ROONEY

 Laten we eerst eens gaan kijken naar de vijf hoofdpersonen die Sally Rooney (Castlebar, Ierland, 1991) in haar nieuwste roman zo zorgvuldig beschrijft. Aanvankelijk denk je dat Peter geregeld neuriet: "Het is moeilijk bescheiden te blijven, wanneer je zo goed bent als ik." Hij is 32 jaar, lang, knap, zeer intelligent. Studeerde filosofie, maar is werkzaam als jurist. Sociaal vaardig, altijd onder de mensen, vriendinnen in overvloed, maar daarover later. Zijn duistere kant houdt hij zorgvuldig verborgen. Peter kan absoluut niet alleen zijn, heeft paniekaanvallen, soms grenzend aan zelfmoordplannen. Hij mag zich graag omringen door mensen over wie hij kan heersen, zodat hij zich superieur waant. Nee, ik mag hem niet.

Zijn jongere broer Ivan heeft uiterlijk wat van Peter weg, al doet die beugel afbreuk aan zijn charme. In sommige opzichten lijkt hij qua karakter op zijn broer: beiden zijn ambitieus, ongeduldig, hard voor anderen en zichzelf. Ook aan intellect ontbreekt het hem niet: hij heeft theoretische natuurkunde gestudeerd, en gold toen hij zestien was als een enorm schaaktalent. Die reputatie is inmiddels verbleekt. Om den brode doet hij aan data - analyses; af en toe neemt hij deel aan schaakseances. Onhandig in het menselijk verkeer, afkerig van sociale conventies: het heeft allemaal tot gevolg dat hij geen normaal bestaan kan leiden. Hij zocht bescherming bij zijn vader, maar die is onlangs gestorven. Ivan kijkt tegen zijn broer Peter op, die dan weer hinderlijk beschermend en neerbuigend doet. Ja, ik mag hem wel. En de vrouwen?

Het zijn er drie, en ze steken allen positief af tegen die ingewikkelde mannen. Peter bijvoorbeeld gaat zeer intiem om met twéé aantrekkelijke dames: Sylvia en Naomi. We zullen eerst Sylvia onder de loep nemen. Welnu, zij is degene bij wie Peter echt tot rust komt, bij wie hij zich veilig en geborgen voelt. Universitair docent in de literatuurwetenschap, verfijnde smaak, tolerante opvattingen, charmante verschijning: begrijpelijk dat ze jarenlang onafscheidelijk zijn, totdat een noodlottig ongeval daar een einde aan maakte. Seksueel is ze tot niets meer in staat. Ze weet van Naomi en accepteert de nieuwe situatie, al toont ze zich onverwacht één keer verschrikkelijk jaloers.

Tsja, Naomi. Studente, 23 jaar, geen familie die haar steunt, geen vaste woon - of verblijfplaats, geen geld om haar studie te betalen. Zonder haar kan Peter ook niet, dus biedt hij haar een woonplek aan en steunt hij haar financieel. Seksueel heeft zij alles waarin Sylvia noodgedwongen tekort schiet. Ze is Peter dankbaar, maar durft wel degelijk tegen hem in te gaan. Ze weet van Sylvia en kan dat verdragen.

Blijft over: Margaret. Zodra Ivan en zij elkaar zien, vallen ze eigenlijk als een blok voor elkaar. Toch wel opmerkelijk, want ze mag wel een opvallend mooie vrouw zijn, ze is veertien jaar jonger en bovendien getrouwd, al woont ze apart, ergens op het Ierse platteland. Iedereen kent haar daar, want ze is programmeur van culturele manifestaties, zodat ze zich zorgen maakt over de onvermijdelijke roddels. Dat geldt ook voor Ivan: wat zullen vrienden, kennissen, familieleden (Peter!) wel niet zegen als hij met een veel oudere vrouw voor de dag komt?

Zo botsen werelden, overtuigingen en karakters op elkaar in deze roman vol bespiegelingen en zelfonderzoek. Door vaak de monologue intérieur te gebruiken, zorgt de auteur ervoor dat de lezer op de hoogte is van wat er zich in al die hoofden afspeelt. Knap gedaan, al had zij wat mij betreft ook het een en ander aan mijn lezersfantasie over kunnen laten. Hier en daar wat open plekken had goed gekund, al moet ik toegeven dat de roman eindigt met een slot waar u en ik instemmend bij kunnen knikken.

Toch: is het mogelijk om van twee vrouwen tegelijk te houden? Nou en of. 

Sally Rooney, Intermezzo. Vertaling Gerda Baardman en Jan de Nijs. Ambo/Anthos, Amsterdam, 2024. 425 blz.

16-05-2025

EEN ONAANGENAAM MENS IN BERLIJN

 Het aardige aan Berlijn is dat het diverse leuke kanten heeft. Nee, ik bedoel niet al die prachtige gebouwen en toeristische attracties, die kent iedereen nou wel. Ik doel op het feit dat zo'n wereldstad van 3,5 miljoen mensen toch nergens echt vol is. Voor iedereen is er plaats. Geen of nauwelijks files, geen geduw op die brede trottoirs, geen rijen wachtenden vóór je. 

Daarbij komt dat Berlijners zulke correcte mensen zijn. Men laat elkaar voorgaan, verontschuldigt zich bij zelfs een lichte aanraking, wacht rustig af tot iedereen uit bus, tram, ondergrondse gestapt is, om eerst dan zelf een plaatsje te zoeken. Onze opa hoefde nooit lang te staan: altijd bood er een hoffelijk persoon hem zijn zitplaats aan. 

Totdat we dat terrasje bezochten. Het was vroeg in de middag, de zon begon al behoorlijk te steken, maar gelukkig vonden we voor ons kleine gezelschap een plekje. Een kleine ober met een bruinverbrand gezicht en een smal snorretje begroette ons kort met "Servus." Een beetje vreemd, want dat zeg je alleen als je afscheid neemt. Daarom reageerden we niet meteen, waarop hij kwaaïig uitriep: "Man darf doch wohl Servus sagen!" Oké, natuurlijk mag dat, we zeiden "Servus" terug, maar een wat onaangename toon was gezet. Voor de lezer die het Duits niet zo goed beheerst, zal ik het vervolg in het Nederlands weergeven.

We bestelden een paar biertjes en wat kopjes koffie. Hij liet dit even op zich inwerken. " Een paar snelle biertjes dus? Koffie met gebak?" We stemden ermee in. Om ons heen zaten echtparen en grotere groepen uitvoerig te middagmalen en glazen witte wijn te drinken. Een onbehaaglijk vermoeden maakte zich van ons meester.

Hij kwam terug met de glazen en de kopjes, en stak meteen van wal. " U krijgt een half uur om alles op te drinken. Dat bier heeft u zo naar binnen gewerkt en dat geldt ook voor dat gebak met die koffie. Ik heb deze tafel nodig voor andere gasten." 

Opa, normaal de redelijkheid zelf, werd het te veel. "Hier kom ik nooit meer terug," zei hij luid en duidelijk richting onze vijand. Die reageerde met: "Ik moet hier zaken doen, dat zult u toch begrijpen."  " Nee," antwoordde onze oude man, "ik begrijp u absoluut niet." Daarmee ging ons halve uur in. 

Nu zou ik deze anekdote kunnen afsluiten, en u achterlaten met het besef dat de mens van nature slecht is, maar dat valt weer niet te rijmen met mijn stelling, zie boven, dat die mensen in Berlijn zo leuk zijn. Oma bracht redding.

Zij wendde zich tot een wat oudere ober, een rijzige, grijze man, die uitstraalde dat hij een soort chef was, dus de meerdere van onze tiran. "We hoorden net dat we maar een half uur mochten blijven. Is dat waar?"

De man keek oprecht verbaasd. "U kunt zo lang blijven als u wilt, natuurlijk. Van wie heeft u dit?" Kort daarna zagen we de beide kelners met elkaar praten. Ik kan het me verbeelden, maar de kleine leek steeds kleiner te worden.

Het afrekenen  was een feest. Hij vroeg nadrukkelijk of het gesmaakt had, of alles naar wens geweest was, of we het ook zulk mooi weer vonden. Toen oma wat treuzelde, hielp hij haar in haar jas, en klopte haar voorzichtig op de broze rug. Nee, kom bij ons niet aan met klachten over Berlijn. Een prachtstad!



02-05-2025

EEN KAT, EEN MAN EN TWEE VROUWEN

 Lily is niet zomaar een kat. Ze is wat de Engelsen een schildpadkat noemen:  een glanzend bruine vacht, bezaaid met markante, zwarte vlekken. Haar kop is kort en compact, waarin opvallend grote, prachtige, goudkleurige ogen. Maar bovenal valt haar schoonheid op, en haar vermogen om haar baasje Shozo te manipuleren. 

Er is geen reden om een hoge dunk van Shozo te hebben. Hij heeft zijn school niet afgemaakt, werkte bij een bank, was koksleerling, maar hield het nergens lang uit. Biljarten, flirten met de serveersters in volkscafés, totdat hij op zijn zesentwintigste gekoppeld werd aan het plichtsgetrouwe, ijverige dienstmeisje Shinako. Ze houdt oprecht van hem, maar onder leiding van zijn moeder wordt ze genadeloos uit dat huwelijk verwijderd ten behoeve van de jonge Fukuko, die financieel meer te bieden heeft. En ook zij valt voor Shozo, want hij is een charmeur. Niet knap, maar hij kan met vrouwen omgaan, die hem vervolgens graag verwennen.

Dit zijn dus de hoofdrolspelers in deze Japanse roman uit 1936 van rasverteller Junichiro Tanizaki (Tokio, 1886 - 1965), waarin het vooral gaat om de heel speciale verhouding tussen kat en man. Ze liefkozen elkaar, gaan al tien jaar met elkaar om. Shozo zegt het zelf: Lily staat hem nader dan Fukuko of Shinako. Met de laatste is hij slechts 2,5 jaar getrouwd geweest, met de eerste nu net een maand. Hij vlooit zijn kat, zorgt voor haar voedsel, gaat om de twee dagen naar het strand om vers kattenbakzand te halen en kamt haar vacht met een borstel.

 Maar waar de vrouwen van gruwen is hun spel rond de middagmaaltijd. Shozo heeft een schaaltje jonge horsmakrelen voor zich staan. Hij houdt een visje tussen zijn eetstokjes, dat hij vlak boven haar neus laat bungelen om het vervolgens in zijn eigen mond te stoppen. Hij zuigt de marinade eruit, kauwt de krokante graatjes kapot en neemt het visje tussen zijn eetstokjes. Nu eens hoog, dan weer laag slingert het voor de begerige ogen van Lily, die uiteindelijk het makreeltje naar binnen slikt. 

U begrijpt: toen er een brief binnenkwam van Shinako, waarin ze Lily opeist, wordt dat verzoek met hoongelach ontvangen. Maar Fukuko, die tabak heeft van dat geflikflooi van haar man met dat stomme beest, heeft daar wel oren naar. Weg met dat kreng! Hij heeft echter de kat nodig. Zijn moeder en zijn vrouwen houden hem voor een onnozel man, weet hij, een vriend bij wie hij zijn hart uit kon storten, heeft hij niet, dus voelt de charmeur Shozo zich vaak eenzaam. Hij zal alles in het werk stellen om zijn geliefde kat te behouden.

 Een fijnzinnige vertelling, deze roman, met een zorgvuldige karaktertekening, die ervoor zorgt dat je als lezer voor iedereen begrip kunt opbrengen. Ja, ook voor Lily.

Junichiro Tanizaki, Een kat, een man en twee vrouwen. Oorspronkelijke druk 1936. Vertaling uit het Japans Geert van Bremen. Meulenhoff, Amsterdam, 2024. 174 blz. 



03-04-2025

DE GEDAANTEVERWISSELING VAN KAFKA

 

Toen Gregor Samsa, na een nacht vol onrustige dromen, 's morgens wakker werd, ontdekte hij dat hij in een monsterachtig ongedierte veranderd was, compleet met een hard pantser als rug, een bruine, gewelfde buik die in harde boogjes verdeeld was, en een aantal zielige, dunne pootjes. Hij zag ook dat hij zich verslapen had. De trein van zeven uur moest hij hebben, en dat lukte nu niet meer. Nee, beste lezer, geen nachtmerrie, maar barre werkelijkheid!

Hij blijft plichtsbewust denken. Zijn ouders en zijn zus zijn financieel van hem afhankelijk. Zijn vader heeft vijf jaar geleden veel geld verloren, Gregor is bij één van zijn schuldeisers als handelsreiziger in dienst getreden. Pa werkt nu helemaal niet meer, zus Grete is pas zeventien jaar en moeder lijdt aan astma. Ze wonen, in 1912, met zijn vieren in een huurhuis in Praag. Een chef komt langs om te vragen waar hij blijft. Nog kan hij zich verstaanbaar maken, maar dat zal steeds moeilijker worden. Vanachter zijn gesloten deur laat hij weten zich niet lekker te voelen, maar zo snel mogelijk weer aan het werk te willen. 

Hoe ziet Gregor er eigenlijk uit? Als een reusachtige kever, denkt auteur en literatuurprofessor Vladimir Nabokov. Hij schat zijn lichaamslengte op 90 cm, en waarschijnlijk loopt Gregor op zes zeer dunne pootjes. Bruin, rond, breed: zoiets wil je niet in je huis hebben. Ze krijgen hem te zien als hij de woonkamer in kruipt, maar jagen hem terug naar zijn eigen vertrek, en draaien bliksemsnel de sleutel om. Gelukkig staat daar een canapé, waar hij behaaglijk onder kan liggen.

Je zou verwachten dat pa, ma en zus geregeld in tranen uitbasten en zich rond hun eigen kevertje zouden verzamelen om hem te troosten, maar niets is minder waar. Gregor kan door een spleet van de deur zien hoe ze de krant lezen, en zich met alledaagse dingen bezighouden. Hijzelf blijft vol liefde aan ze denken, neemt niemand wat kwalijk, hoopt voor hen dat ze deze vreemde situatie aankunnen.

Natuurlijk gaat Gregor achteruit. Hij krijgt maar één keer per dag eten dat voor mensen bedoeld en vaak bedorven is, zodat hij nauwelijks wat nuttigt. Bovendien heeft zijn vader, uit woede dat hij zich even laat zien, een appel op zijn rug gegooid, wat voor een lelijke wond zorgt, die niet geneest. Zijn vonnis wordt geveld door zus Grete, van wie hij dacht dat ze zo van hem hield.  " Dat monster wil ik niet meer de naam van mijn broer geven. We moeten proberen er vanaf te komen." Vader geeft haar volkomen gelijk, moeder zwijgt en barst in een astmatisch hoesten uit. 

Als alles voorbij is, gaan ze gezellig naar de stad. Hun toekomst ziet er veelbelovend uit: alle drie hebben betaald werk, ze zullen verhuizen naar een kleinere, maar toch gerieflijke woning, en pa en ma vatten het plan op voor hun aantrekkelijke dochter een geschikte echtgenoot te vinden. 

Gregor heeft zijn leven gegeven, zijn ouders en zus hebben optimaal van hem geprofiteerd, nu schuiven ze hem terzijde. Of, zoals Nabokov opmerkt: Gregor wordt als mens getoond in de gestalte van een insect. Zijn gezinsleden zijn insecten die de gedaante van een mens hebben aangenomen. Zijn dood roept in hun insectenziel de gedachte op dat ze vanaf nu ongehinderd plezier kunnen maken. 

Beste lezer, als ik u een raad mag geven: probeer Kafka eens te lezen in zijn eigen taal, het Duits. Hij schrijft weliswaar graag in lange zinnen, maar hij doet dat helder en beeldend, met een dun laagje ironie erover, zodat u toch geregeld een lichte glimlach niet kan onderdrukken. Ook daarom is Die Verwandlung een meesterwerk.

Franz Kafka, De gedaanteverwisseling. Verzameld Werk, blz. 676 - 720. Querido, Amsterdam 1977. Vertaling Nini Brunt. 

Vladimir Nabokov, Lectures on Literature. Harvest Book, New York, 1980. 

Franz Kafka, Die Verwandlung. Fischer Taschenbuch Verlag, Frankfurt am Main, 2023. Oorspronkelijke druk: Leipzig, oktober 1915.


16-03-2025

EEN LEVEN ACHTER TRALIES

 Eva, een vrouw van middelbare leeftijd, is weliswaar cipier, maar ook in die functie wil ze graag mensen helpen. Op de afdeling waar zij bewaakt, zitten mannen die bereid zijn er alsnog het beste van te maken. Ze begroet allen elke dag met "goede morgen", gebruikt hun voornaam, blijft hoffelijk. Daarom vindt de leiding het verrassend dat ze overplaatsing aanvraagt naar Centrum Nul. Daar zitten de zware jongens, de bikkelharde criminelen. De kijker weet meer. Die heeft gezien dat Eva meer dan normale interesse toont in een lange, gespierde jongeman met een nors gezicht, die enkele dagen eerder daar binnen is gebracht.

Hij heet Mikkel, 25 jaar, en heeft in een andere gevangenis met een mes een medegedetineerde vermoord. De oudere afdelingschef waarschuwt haar: " Op deze afdeling is iedereen gevaarlijk, en vooral volstrekt onvoorspelbaar." Ze blijft geïnteresseerd, zoekt contact, tracht gesprekjes aan te knopen, maar niets helpt. Zijn moeder? Een voormalige buurvrouw? Je blijft als kijker gissen, en dat is natuurlijk ook de bedoeling. Zijn moeder is Eva in ieder geval niet, want de echte komt op bezoekuur. 

Volkomen onverwacht laat Eva haar masker vallen; ze gaat volledig door het lint en misdraagt zich. Waarom weet niemand. Het ziet er even naar uit dat ze teruggeplaatst wordt, zeker als ze hoort dat een gevangene van haar vorige afdeling zelfmoord heeft gepleegd. Ze voelt zich schuldig. Kwetsbare mensen laat je niet in de steek. De aalmoezenier geeft haar een wijze les mee: " Verlies je niet in je werk. Probeer wat je hier meemaakt van je af te zetten. Het is maar een baan." 

Een andere wijze les krijgt ze van haar chef van Centrum Nul. Ze blijft zich inzetten voor die nukkige, onbenaderbare Mikkel die telkens weer de randjes opzoekt, al helemaal nu hij sinds kort weet dat zij kwetsbaar is. " Sommige mensen zijn nu eenmaal niet te helpen. Leg je daar bij neer." Hij geeft Eva die vaderlijke raad als ze verslagen op een bankje zit en voor zich uit staart. En de kijker staart met haar mee en leeft met haar mee, want ze bedoelde het toch zo goed.

Niet alleen Eva en Mikkel brengen hun leven voor een belangrijk deel achter tralies door, de kijker wordt daar ook nadrukkelijk mee geconfronteerd. Voortdurend zit je door kijkgaten, tralies en half geopende rolluiken te staren, terwijl de achtergrondgeluiden uit klikkende sloten, knarsende deuren en hol klinkende voetstappen bestaan. Dodelijk saaie dagen, eenzaamheid, macht en onmacht bepalen het gevangenisleven, dat regisseur Möller in treffende beelden, met weinig woorden en uitstekende acteurs indrukwekkend weet weer te geven.

In het Deens heet de film Wogter, wat 'bewaker' betekent; de Engelse en dus internationale titel is Sons geworden. Als u de film gezien heeft, en dat moet u zeker doen, dan zult u het met mij eens zijn dat Sons voortreffelijk gekozen is. 

Sons. Regisseur: Gustav Möller. Acteurs: Sidse Babett Knudsen, Sebastian Bull. Land: Denemarken. Uitgebracht in: 2024.



01-03-2025

EEN FILMKLASSIEKER: THE THIRD MAN

 Wenen, 1949. De zwaar getroffen stad is door Frankrijk, Engeland, Rusland en Amerika in vier zones verdeeld; van samenwerking is niet of nauwelijks sprake.  Het krioelt er van de spionnen, vluchtelingen, smokkelaars, criminelen. Er handelt zelfs een bende in het betrekkelijk nieuwe geneesmiddel penicilline. Zo treft Holly Martins (Josef Cotten) Wenen aan als hij uit de trein stapt. Hij schrijft cowboyromans, zit nu zonder geld, maar zijn goede vriend Harry Lime heeft hem hier een baan aangeboden.

Tot zijn ontsteltenis hoort hij dat Harry door een ongeluk om het leven gekomen is. Nog net op tijd kan hij diens begrafenis bijwonen. Hij ontdekt dat er iets raars is aan dat ongeluk. Harry zou door twee mannen in de ambulance getild zijn, maar iemand beweert dat het er drie waren. "De third man," mompelt u nu. Terwijl hij zich overal voorstelt als de vriend van Harry Lime gaat hij op onderzoek uit. Zo ontmoet hij de aantrekkelijke, ontroostbare vriendin van Harry (gespeeld door Alida Valli), een aantal duistere figuren, en majoor Calloway (Trevor Howard) die zich met de bestrijding van de misdaad bezighoudt. 

Wat is Harry Lime (Orson Welles) eigenlijk voor een man? Na twintig jaar vriendschap ziet Holly hem als iemand die alleen al door zijn aanwezigheid altijd alles leuker maakte. Voor Alida Valli is hij de minnaar die bij wijze van spreken helemaal bezit van haar genomen heeft. Haar kat had aan iedereen een hekel, maar Harry zocht ze altijd op. De majoor onthult voor beiden een duistere kant van hun vriend. En Holly slaat aan het twijfelen: kiest hij voor zijn vriend of voor de majoor?

Je kunt The Third Man met recht een 'film noir'  noemen. Sterke lichtcontrasten rond die puinhopen in het centrum van Wenen, veel lange schaduwen in die smalle, met keien geplaveide straatjes. U weet wat een 'dutch angle'' is? De regisseur filmt dan met een gekantelde camera, waarbij de horizon schuin loopt. Carol Reed gebruikt deze techniek in het begin geregeld om een mysterieuze en beklemmende sfeer op te roepen. (Nederland heeft hier overigens niets mee te maken. Vermoedelijk werd er deutsch mee bedoeld, een verwijzing naar het Duitse expressionisme).

Werken al deze technieken? Nou en of. De film stamt uit 1949, maar blijft een,  pessimistisch, meesterwerk. Scenarioschrijver Graham Greene zette diverse verhaallijnen uit die voortreffelijk met elkaar verbonden zijn; het gesprek in het reuzenrad en de jacht door het riool zijn legendarisch; citerspeler Anton Karas zorgt voor een karakteristieke muzikale achtergrond. In een naargeestige omgeving ontmoet hoofdpersoon Holly Martins mensen die vrijwel uitsluitend aan zichzelf denken, en dat geldt ook voor hem. Liefde, verraad, trouw, egoïsme, hebzucht, ze komen allemaal voorbij. Holly zal als een gedesillusioneerd mens naar de V.S. terugkeren, en u en ik worden weer in onze mening gesterkt. Met mensen moet je uitkijken.

The Third Man. Regisseur: Carol Reed. Acteurs: Josef Cotten, Alida Valli, Orson Welles, Trevor Howard. Land: Verenigd Koninkrijk. Jaar: 1949. In 2024 werd de film gerestaureerd in 4K. 

03-02-2025

DE NACHTSTEMMER

 Wie enigszins thuis is in leven en werk van Maarten 't Hart, begeeft zich tijdens het lezen van de roman  De nachtstemmer op vertrouwd terrein. Zo citeert de hoofdpersoon, orgelstemmer Gabe Pottjewijd, geregeld uit de Bijbel, hoewel hijzelf niet meer gelovig is; beschikt hij over een fabelachtige kennis van klassieke muziek; herkent de meest uiteenlopende plantensoorten; blijkt goed thuis te zijn in de Nederlandse literatuur; lijkt het havenstadje waar de roman zich afspeelt, opmerkelijk veel op zijn geliefde (?) Maassluis. Als u bovendien weet dat Maarten graag en vaak op kerkorgels gespeeld heeft en bovendien altijd wil weten hoe iets werkt, begrijpt u zijn behoefte om ook de lezer uitgebreid te informeren over de bouw van zo'n majestueus muziekinstrument. 

Wat doet hij daar eigenlijk? Gabe is in dienst van een Duits bedrijf dat in opdracht van kerkbesturen overal in de wereld kerkorgels laat stemmen. U moet daar niet te licht over denken. Het stemmen van een pijporgel vereist een scherp gehoor, omzichtigheid, lenigheid, geduld en uithoudingsvermogen. Dat Gabe ook nog over een absoluut gehoor beschikt, is lekker meegenomen. Zijn baas stuurt hem de hele wereld over, en dat brengt hem tot de constatering dat hij in Duitsland het hoffelijkst wordt behandeld en in Holland het onverschilligst.

Het stadje grossiert in griezels: een winkelier die de vreemde naam Pottjewijd in een volle winkel luid laat schallen; een beheerder van het zeemanstehuis die een monstermontuur op zijn neus draagt zonder glazen erin; een bevolking die je meteen tutoyeert, recht voor zijn raap alles maar tegen je zegt en geen greintje voorkomendheid toont. Hij is blij wanneer hij er weg kan, totdat hij de Braziliaanse weduwe Gracinha en haar zwijgzame, maar muzikale dochter Lanna ontmoet.

Grazinha is een opzienbarende verschijning in dit troosteloze plaatsje, want ze is beeldschoon. Ongeveer vijfenveertig jaar, mat, zwart olieachtig glanzend haar, een breed gezicht, modieus gekleed. Haar dochter van veertien lijkt helemaal niet op haar, maar dat hoeft ook niet, want haar taak zal erin bestaan dat ze Gabe helpt bij het stemmen.

Grazinha mag dan zó mooi zijn, dat ook welgestelde en hooggeplaatste mannen toenadering zoeken, maar ze krijgen die niet en dat wordt hen op onvriendelijke wijze in gebroken Nederlands duidelijk gemaakt. Maar Lanna voelt zich tot Gabe aangetrokken, de moeder biedt hem haast elke dag een kop soep en een tosti aan, waardoor er zowaar een soort relatie tussen deze drie ontstaat. Het stadje kijkt wantrouwig toe: hun schoonheid en die wat sullige, wereldvreemde stemmer? Wat moet dat?

Een amusante, vlot vertelde, op een geven moment zelfs spannende roman van Maarten 't Hart, die opnieuw laat zien dat hij een uitstekende verteller is. Terecht ontving hij onlangs de P.C. Hooft - Prijs 2025. Toch nog een vraag aan Maarten: die dreigbrief in stadhuistaal, wie heeft die nu eigenlijk geschreven?

Maarten 't Hart, De nachtstemmer. De Arbeiderspers, Amsterdam - Antwerpen, 2019. 315 blz. 

16-01-2025

CASANOVA IN AMSTERDAM

 De echte Casanova mat 1.87 m, stak dus boven de anderen uit (let wel: midden  achttiende eeuw èn Italiaan), was enigszins getekend door de pokken, en beschikte over een onverwoestbare charme. Hij sprak zijn talen, bewoog zich gemakkelijk in de hoogste kringen, kon uitstekend dansen en in een groot gezelschap iedereen amuseren. Een opvallende persoonlijkheid dus, waar Jonah Hauer - King met zijn bolle jongenshoofd schril tegen afsteekt. Hij speelt de rol van de vrouwenversierder in de film Een schitterend gebrek, maar daarvoor had regisseur Michiel van Erp een acteur met een markanter voorkomen moeten inhuren.

Lucia is een jeugdliefde van Giacomo Casanova. Ze ontmoeten elkaar bij een welgestelde familie op het Italiaanse platteland, waar haar moeder als huishoudster werkt en Giacomo,  priesterstudent, uitgenodigd is voor een bruiloft. Wilde Casanova priester worden? Welnee.  Je kreeg een goede opleiding en voordat je gewijd werd, maakte je dat je wegkwam. Hij belooft met haar te trouwen; nu moet hij voor een aantal maanden nog even in Venetië zijn, maar daarna zal hij zijn belofte inlossen.

De pokken heersen in de streek waar Lucia woont. In die tijd was alleen de pest nog erger. Je  hele lichaam wordt overdekt met etterpuisten, die later, als de ziekte is uitgewoed, littekens achterlaten, rood en gezwollen. Dat lot treft Lucia, wier gezicht blijvend aangetast is. Weg schoonheid, jeugd, huwelijk. Ze vertrekt naar elders; als onafhankelijke, vrije vrouw wil ze in haar eigen levensonderhoud voorzien.

Zestien jaar later bevinden we ons in Amsterdam, samen met onze vrouwenjager, die in die hoedanigheid al een hele reputatie heeft opgebouwd. Hij noemt zich hier Chevalier de Seingalt, beweegt zich in de bovenlaag van de belangrijkste stad ter wereld, en wordt daar voorgesteld aan de geheimzinnige, gemaskerde courtisane (een chic woord voor prostituee) Galathée. U als kijker weet dat zij Lucia is, en om dat spel gaat het nu: vertelt ze het hem of niet? En als ze dat doet, hoe reageert hij dan? En laat ze haar masker vallen? U heeft haar gezien met die vuurrode littekens en dat bobbelige voorhoofd. Hij had toch beloofd haar te trouwen? 

Van Erp heeft van de roman van Arthur Japin, die zich op zijn beurt heeft laten inspireren door de herinneringen van Casanova, een gestileerde, in fraaie beelden gevangen film gemaakt. De  kritiek verweet hem dat de passie er niet van afspatte, maar dat hoeft voor mij ook niet altijd. Ingetogen acteurs, mooie kostuums, paarden, rijtuigen, oude, luxueus ingerichte panden, geen bruut geweld: ik mag dat wel. De rol van de vrouw, onvoorwaardelijke liefde al of niet, de betrekkelijkheid van schoonheid, het komt allemaal voorbij, en dat is prima zo.

Een schitterend gebrek. Regisseur: Michiel van Erp. Acteurs: Dar Zuzovsky, Jonah Hauer - King, Sam Hazeldine. Land: Nederland, Italië, België. Uitgebracht in: 2024.


02-01-2025

HOE DE KERK UIT NEDERLAND VERDWEEN

 In 1853 werd aan een eeuwenlang onrecht een einde gemaakt. De katholieken van Nederland mochten van hun eigen land weer een echte kerkprovincie maken, dus met bisschoppen en ambtenaren, om een kerkelijke wederopbouw te realiseren. Een katholiek kon openlijk zijn geloof belijden, zijn eigen kerk bezoeken, op bezoek gaan bij zijn eigen priester. Deze officiële toestemming leidde in de tweede helft van de negentiende eeuw tot de meest uiteenlopende activiteiten. Er werden processies gehouden, priesteropleidingen gestart, kloosters en kerken gebouwd. Rond 1920 viel aan de aanwezigheid van het katholicisme niet te ontkomen. Hoe was de katholieke mens er zelf aan toe?

Een goed katholiek leerde al jong dat zijn geloof superieur was aan dat van andere religies. Hij was gehoorzaam, niet kritisch en levenslustig op een vrome manier. Kerk, ouderlijk huis, school en werk: ze waren onverbrekelijk met elkaar verbonden, en pastoors en kapelaans zagen toe dat alles volgens de regels verliep. Met protestanten en socialisten ging je niet om, je luisterde naar de katholieke radio (KRO), las de eigen krant (de Volkskrant bijvoorbeeld) en stemde op de partij die de geestelijkheid nadrukkelijk aanbeval, dus de KVP. In 1935 werd bij wet bepaald dat gehuwde vrouwen in het onderwijs hun baan moesten opzeggen. Diverse katholieke werkgevers namen deze maatregel over. Thuis was er voor haar tenslotte genoeg te doen: rond 1950 had een fatsoenlijk katholiek echtpaar toch al gauw vijf of zes kinderen.

Onze auteur, Jos Palm, historicus en journalist, heeft de benauwende kanten van het geloof van nabij meegemaakt. Opgegroeid in het overwegend katholieke dorp Zeddam bij Arnhem hoorde je al vanaf je jongste jeugd verhalen over heiligen en gebeurtenissen uit de bijbel, was er altijd wel een godsdienstleraar, bad je aan het begin van de les, werd er door de onderwijzer bijgehouden hoe vaak je in een week naar de kerk ging. En voor een meisje was de toekomst al helemaal overzichtelijk. Zij zou zich altijd dienend opstellen tegenover man en kinderen. Een vrouw was geboren om genegenheid te geven. De moeder van Jos zou haar hele leven wijden aan haar echtgenoot en haar zes kinderen. Zij trouwde overigens niet met haar grote liefde. Dat was Henk, maar Henk was protestant, dus een huwelijk zat er niet in. Twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen, weet u wel?

Niets blijft onaangetast, daar ontkomt  ook de roomse zuil niet aan. In 1957 melden de bisschoppen in hun vastenbrief dat er jaarlijks tientallen priesters minder gewijd worden dan 25 jaar geleden; de strenge moraalleer over seksualiteit wordt ook door katholieke psychologen bekritiseerd; de jeugdbeweging groeit niet meer. Maar de opening van het Tweede Vaticaanse Concilie op 11 oktober 1962 door paus Johannes de 23ste zorgde voor een totale ommekeer binnen de Kerk. Wat het opleverde? 

De Kerk moest 'gewoner' worden, dichter bij de mensen staan, het Latijn werd in de mis vervangen door de volkstaal, er diende sprake te zijn van gewetens - en godsdienstvrijheid en van democratie. Elders in de wereld wist men niet goed wat men met die papiermassa die het concilie opleverde, aan moest, maar in Nederland wist men het wel.

In ons land vond tussen 1968 en 1970 het Pastoraal Concilie van Noordwijkerhout plaats. De veranderingen zouden door de meeste gelovigen als desastreus worden ervaren. De priester stond met zijn gezicht naar hen toe; de hostie werd ook door leken uitgedeeld, zij mochten ook uit de bijbel voorlezen; priesters droegen geen habijt maar een donker pak; sommige hadden zelfs opvallend lang haar. en ja, de biecht bestond eigenlijk niet meer.

Het gezin Palm werd, in de ogen van pa en ma, hard getroffen. Van de zes kinderen bleef slechts één de Kerk trouw. De andere vijf liepen eigenlijk regelrecht over na de vijand. Studerend aan de zogenaamde katholieke universiteit kwamen zij in aanraking met het communisme, socialisme, Marx, Lenin en de Socialistische Partij. Ze werden zelfs fervente aanhangers van deze stromingen. Het katholieke bolwerk dat de Palms eens waren, stortte in, tot intense droefenis van pa en ma.

De rigoureuze veranderingen werden slechts door een betrekkelijk klein groepje van geestelijken, theologen en hoger opgeleiden gewaardeerd. Vooral de ouderen voelden er niets voor, hadden heimwee naar vroeger. De jongeren stonden er wat meer open voor. Maar ook zij lieten het uiteindelijk afweten. Toen ze door studie of werk onder de stolp van het plaatselijke rooms - katholicisme uit waren, suggereert Jos Palm, keken ze wat onafhankelijker tegen hun voormalige religie aan. De controle van buitenaf was er niet meer, en boeken, tijdschriften, kranten die hele andere opinies aanboden, zorgden mede voor een kerkelijke leegloop die verbijsterende vormen aannam.

Rome sloeg terug. In 1970 werd de conservatieve Ad Simonis bisschop in Rotterdam, 1n 1972 kreeg  de zo mogelijk nog behoudender Johannes Gijsen dezelfde functie in Roermond. De verdeeldheid nam alleen maar toe, dé Kerk bestond eigenlijk niet meer. In 1965 bezochten van de ruim 5 miljoen katholieken nog 2,7 miljoen de zondagsmis, in 1975 waren dat er nog anderhalf miljoen, In 1985 bleven er daar nog bijna 900.000 van over; in 2000 volgde slechts tien procent van de Nederlandse katholieken de kerkdienst. Gedoopte kinderen, kerkelijk gesloten huwelijken, ze worden minder en minder. Nederland is een missieland geworden, met priesters die uit India of Zuid - Amerika komen. 

Jos Palm, Moederkerk. De ondergang van rooms Nederland. Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2012. 268 blz.